ECLI:NL:RBNHO:2024:12058

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
C/15/357265 / JU RK 24/1396 en C/15/357269 / JU RK 24/1397
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 31 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem uitspraak gedaan in de zaken van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, hierna te noemen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 2 februari 2025, in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen. De kinderen verblijven sinds november 2022 in een pleeggezin binnen hun eigen netwerk, waarbij [de minderjarige 1] bij de grootouders (moederszijde) en [de minderjarige 2] bij de oom (vaderszijde) verblijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de thuissituatie van de moeder, die te maken heeft met een belast verleden van alcohol- en middelenmisbruik en psychische problematiek. Ondanks de positieve ontwikkelingen in de omgang tussen de moeder en de kinderen, is de kinderrechter van oordeel dat een terugplaatsing bij de moeder op dit moment te vroeg is. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ouders en het netwerk zich moeten blijven inzetten voor de geboden hulpverlening en de naleving van veiligheidsafspraken. De beslissing is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 14 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummers: C/15/357265 / JU RK 24/1396 en C/15/357269 / JU RK 24/1397
Datum uitspraak: 31 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd in Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
en
[de minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
in de zaken C/15/357265 / JU RK 24/1396 en C/15/357269 / JU RK 24/1397:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
in de zaak C/15/357265 / JU RK 24/1396:
[de grootouders],
de grootouders moederszijde,
hierna te noemen: de grootouders (mz),
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI betreffende [de minderjarige 1] , ontvangen op 6 september 2024;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI betreffende [de minderjarige 2] , ontvangen op 6 september 2024.
1.2.
Op 31 oktober 2024 heeft de kinderrechter de zaken gelijktijdig behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Daarbij waren aanwezig:
  • de ouders;
  • de grootouders (mz);
- [vertegenwoordiger van de GI] , als vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige 1] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige 1] heeft voorafgaand aan de zitting een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] . De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 2] .
2.2.
De kinderen verblijven sinds november 2022 in een pleeggezin binnen het eigen netwerk. [de minderjarige 1] verblijft de grootouders (mz) in [plaats] ; [de minderjarige 2] verblijft bij de oom vaderszijde (hierna te noemen: de oom (vz)) in [plaats] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 2 februari 2024 [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 2 februari 2025. Bij diezelfde beschikking is ook een machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin verleend tot 2 november 2024.

3.De verzoeken van de GI

3.1.
De GI heeft de kinderrechter bij afzonderlijke verzoeken verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI heeft verzocht de beide beslissingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Als onderbouwing van de verzoeken is in de verzoekschriften en ter zitting het volgende naar voren gebracht. De afgelopen periode is met de ouders en het netwerk gewerkt aan de uitbreiding van de omgang tussen de moeder en de kinderen en zijn de mogelijkheden voor (verdere) uitbreiding onderzocht. In februari 2024 was sprake van twee uur omgang per week, onder begeleiding van NiCare. Op basis van de veelal positieve verslagen van de omgang, waaruit onder meer blijkt dat de interactie tussen de moeder en de kinderen goed verloopt, is de omgang uitgebreid. De kinderen gaan momenteel iedere woensdagmiddag naar de moeder, overnachten bij de moeder en worden op donderdagmiddag (na afloop van de begeleide omgang) opgehaald door de pleegouders. Om het weekend overnachten de kinderen van zaterdag op zondag bij de moeder. Ondanks de uitbreiding in de omgang, zijn er nog altijd zorgen waar onvoldoende zicht op is verkregen. Die zorgen zijn gelegen in het (verleden van) alcohol- en middelenmisbruik en de psychische gesteldheid van de moeder. De komende periode zal daarom duidelijk moeten worden of de moeder blijvend abstinent is. Daarnaast zal onderzocht moeten worden of de moeder over voldoende draagkracht beschikt om de volledige verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. In het belang van de kinderen en waar mogelijk zal de omgang de komende periode stapsgewijs moeten worden uitgebreid en gemonitord. De GI benadrukt daarbij dat het uitbreiden van de omgangsmomenten tussen de moeder en de kinderen alleen mogelijk is als de ouders en het netwerk zich aan de gemaakte afspraken houden en zich blijvend inzetten voor de systeemtherapie.

4.De standpunten van de belanghebbenden

De moeder
4.1.
De moeder blijft het moeilijk vinden dat de kinderen niet bij haar wonen en mist de kinderen enorm. Daarom zal zij alles doen om de kinderen zo snel mogelijk weer thuis te krijgen. Dat betekent concreet dat ze zich zal blijven inzetten voor de urinecontroles bij de Brijder, de omgangsbegeleiding van NiCare, de systeemtherapie en de communicatie binnen het netwerk.
De grootouders (mz)
4.2.
Ter zitting hebben de grootouders toegezegd er altijd voor de moeder en de kinderen te zijn. De grootouders hopen wel dat er naar de kinderen wordt geluisterd, de omgangsmomenten met de moeder snel worden uitgebreid en de wens van de kinderen voor één-op-één tijd met de moeder door de GI wordt meegenomen in de besluitvorming.

5.De mening van [de minderjarige 1]

heeft de kinderrechter in het kindgesprek verteld het liefst zo snel mogelijk weer bij zijn moeder te willen wonen. Als [de minderjarige 1] over drie maanden weer volledig bij zijn moeder mag wonen, dan is dat ook goed. [de minderjarige 1] hoopt dan wel dat hij en zijn zusje ook op de donderdag bij de moeder mogen overnachten.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en wat ter zitting aan de orde is geweest, is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in het belang van hun verzorging en opvoeding noodzakelijk is (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). Daarom zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verlengen tot 2 februari 2025, tegelijk met de afloopdatum van de ondertoezichtstelling.
6.2.
Reden daarvoor is dat zowel bij de moeder als bij de kinderen sprake is van een belast verleden. Gebleken is dat de moeder veel heeft meegemaakt en dat sprake is (geweest) van verslavings- en psychiatrische problematiek. Als gevolg van de persoonlijke problematiek van de moeder, zijn de kinderen bij haar opgegroeid in een onveilige thuissituatie. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn in november 2022 in het vrijwillig kader bij de grootouders (mz) resp. de oom (vz) geplaatst. Bij de pleegouders ervaren de kinderen structuur, regelmaat en veiligheid. Daardoor zijn ze zichtbaar tot rust gekomen. Daarnaast is gebleken dat de omgang tussen de moeder en de kinderen de afgelopen periode succesvol is uitgebreid en dat de moeder de hulpverlening vanuit de Brijder en NiCare en de systeemtherapie met de vader en de pleegouders aangaat. In het belang van de kinderen hoopt de kinderrechter dat alle partijen, in het bijzonder de moeder, zich blijvend zullen inzetten voor de geboden hulpverlening en de naleving van de veiligheidsafspraken. Alleen onder die voorwaarden kan de komende periode worden toegekomen aan het uitbreiden van de omgang tussen de moeder en de kinderen, zodat de mogelijkheden voor een terugplaatsing bij de moeder kunnen worden onderzocht. In ieder geval is een terugplaatsing bij de moeder op dit moment te vroeg. Daarvoor zijn de zorgen over de thuissituatie bij de moeder en de persoonlijke problematiek van de moeder nog onvoldoende weggenomen. Ook de vader kan niet voorzien in de opvoeding en verzorging van de kinderen. De kinderrechter vindt het dan ook in het belang van de kinderen dat de plaatsing van de kinderen bij de pleegouders met de verlenging van de machtiging wordt gewaarborgd: voor [de minderjarige 1] bij de grootouders (mz) en voor [de minderjarige 2] bij de oom (vz).
6.3.
Ten overvloede merkt de kinderrechter op dat [de minderjarige 2] nu al twee jaar bij de oom (vz) verblijft, van wie de gegevens niet bij de rechtbank bekend zijn. Volgens de GI ter zitting is de oom (vz) positief gescreend door pleegzorg. Bij een eventuele volgende zitting dient de oom (vz) als belanghebbende te worden opgeroepen.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige 1]en
[de minderjarige 2]in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 2 november 2024 tot de einddatum van de ondertoezichtstelling, namelijk tot 2 februari 2025;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2024 door mr. J.C.M. Swinkels, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.N. Inge als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 14 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.