ECLI:NL:RBNHO:2024:12070

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
10636648 \ CV EXPL 23-4966
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht UA908 door United Airlines Inc.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en United Airlines Inc. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam via Chicago naar Orlando op 2 juni 2022. De vlucht UA908 was vertraagd, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht naar Orlando miste en uiteindelijk 3 uur en 43 minuten later dan gepland op de eindbestemming aankwam. De passagier vorderde compensatie van € 300,- op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder weigerde te betalen en voerde aan dat er sprake was van buitengewone omstandigheden door een tekort aan beveiligingspersoneel op Schiphol.

De kantonrechter oordeelde dat, hoewel de vervoerder had aangetoond dat er bovengemiddelde drukte op Schiphol was, hij niet voldoende had onderbouwd hoe deze drukte de uitvoering van de vlucht had beïnvloed. De keuze van de vervoerder om te wachten op verlate passagiers ontsloeg hem niet van de verplichting om de gedupeerden te compenseren. De vordering van de passagier tot betaling van de hoofdsom werd toegewezen, evenals de wettelijke rente over dit bedrag. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagier niet had aangetoond dat de verrichte werkzaamheden meer omvatten dan gebruikelijk. Het gevorderde certificaat werd afgewezen wegens gebrek aan belang. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, omdat de vervoerder ongelijk kreeg.

De kantonrechter veroordeelde de vervoerder tot betaling van € 300,- aan de passagier, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten, die in totaal op € 379,41 werden begroot, plus nakosten voor zover deze daadwerkelijk gemaakt zouden worden. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10636648 \ CV EXPL 23-4966
Uitspraakdatum: 9 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [plaats]
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: Yource B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
United Airlines Inc
gevestigd te Wilmington (Verenigde Staten)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. R.L.S.M. Pessers en mr. B.E. Struijk

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder haar op 2 juni 2022 vervoeren van Amsterdam via Chicago (Verenigde Staten) naar Orlando (Verenigde Staten).
2.2.
Vlucht UA908 van Amsterdam naar Chicago (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft haar aansluitende vlucht naar Orlando gemist. Zij is omgeboekt naar een alternatieve vlucht, waarmee zij 3 uur en 43 minuten later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 300,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 54,45 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Daarnaast vordert de passagiers afgifte van een certificaat zoals bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-Verordening.
3.3.
De passagier baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder hem/haar vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 300,- (artikel 7 van de Verordening).
3.4.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. Hij heeft in dit verband aangevoerd dat er in de zomer 2022 sprake was van een groot tekort aan (met name) beveiligingspersoneel op Schiphol. De vervoerder heeft als gevolg van de grote drukte op de luchthaven moeten wachten op passagiers. Dit heeft er volgens de vervoerder toe geleid dat de vlucht niet tijdig kon vertrekken.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Hoewel de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op de datum van de vlucht sprake was van bovengemiddelde drukte op Schiphol, heeft hij niet, of althans onvoldoende, onderbouwd hoe deze drukte van invloed is geweest op de uitvoering van de vlucht. De (operationele) keuze van de vervoerder om op verlate passagiers te wachten, ontslaat hem niet van de verplichting om gedupeerde passagiers te compenseren. Weliswaar heeft de vervoerder aangevoerd dat de lange wachtrijen ertoe hebben geleid dat de bagage van niet-verschenen passagiers van boord moest worden gehaald, maar hij heeft niet toegelicht welke vertragingsduur dit heeft veroorzaakt. Voor zover de vervoerder heeft bedoeld om aan te voeren dat hij een gewijzigde slottijd opgelegd heeft gekregen door de luchtverkeersleiding, heeft de vervoerder dit verweer niet met stukken onderbouwd. De vertraging wegens het ontbreken van voldoende personeel bij de security check op Schiphol kan in dit geval dan ook geen buitengewone omstandigheid opleveren.
4.4.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen.
4.5.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagier heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.7.
Het gevorderde certificaat wordt vooralsnog wegens een gebrek aan belang afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Airhelp worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 300,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 129,41;
griffierecht € 86,00;
salaris gemachtigde € 164,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 41,- aan nakosten, voor zover de passagier daadwerkelijk nakosten zal maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter