In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen AirHelp Germany GmbH en KLM Cityhopper B.V. De zaak betreft een vordering van AirHelp, die compensatie eist voor een geannuleerde vlucht van Amsterdam naar Luxemburg op 3 januari 2022. De vlucht werd geannuleerd door KLM Cityhopper vanwege een tekort aan bemanningsleden, veroorzaakt door quarantaineverplichtingen in het kader van de coronamaatregelen. De rechtbank had eerder, op 18 januari 2024, de zaak doorverwezen van de rechtbank Amsterdam naar de rechtbank Noord-Holland.
AirHelp vorderde een schadevergoeding van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de coronapandemie en de daarmee samenhangende overheidsmaatregelen. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat de annulering van de vlucht het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden en dat er geen compensatieplicht bestond.
De kantonrechter wees de vordering van AirHelp af en stelde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging van de passagier te voorkomen. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, aangezien AirHelp ongelijk kreeg in de procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.