Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Excen B.V.
1.De procedure
2.Feiten
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
‘(…) Er is een onderscheid tussen bedrijfsbeëindiging en bedrijfsverhuizing. Bij bedrijfsbeëindiging worden de activiteiten van de onderneming definitief beëindigd. Worden de activiteiten elders voortgezet, dan is geen sprake van beëindiging. (…) Van belang is dat de werkgever stukken overlegt waaruit blijkt dat de werkzaamheden van de onderneming daadwerkelijk worden beëindigd. Het gaat dan om stukken over de bestemming van het pand (…), de inventaris en de voorraad enzovoort. In de dienstensector kan de werkgever toelichten wat er gebeurt met bijvoorbeeld klantenbestand (…). De werkgever dient daarnaast toe te lichten of er zicht is op overdracht en voortzetting van (een deel van) het bedrijf. Uit de beantwoording kan informatie worden verkregen die tezamen met de overige gegevens inzicht kan geven of de onderneming wellicht toch wordt voortgezet (eventueel via overgang van onderneming. (…)’.
om ervoor te zorgen dat het leveren van de producten en diensten vanuit het merk Excen ook winstgevend kon worden’ [5] .In het geval sprake zou zijn van een overgang van onderneming, welke vraag in deze procedure niet voorligt, zou [verweerder] van rechtswege bij [bedrijf] in dienst zijn getreden, en zou een ontbindingsverzoek van Excen om die reden niet-ontvankelijk zijn.
‘(…) Het enkele feit dat de arbeidsplaats van een langdurig zieke werknemer komt te vervallen, waarvoor de werknemer mogelijk ook niet meer geschikt is om naar terug te keren ook al zou die blijven bestaan, betekent dan ook niet dat de verantwoordelijkheid van de werkgever voor de re-integratie van de werknemer daarmee moet komen te vervallen. Om die reden blijft in de geschetste situatie het opzegverbod van toepassing en daarmee ook de verantwoordelijkheid van de werkgever voor de re-integratie van de desbetreffende werknemer. (…)’.