In deze zaak gaat het om een zieke werknemer, [verzoeker], die door haar werkgever, Menzies Aviation Services B.V., op staande voet is ontslagen. De werkgever stelde dat [verzoeker] niet op een gesprek was verschenen, ondanks een waarschuwing voor de gevolgen. De kantonrechter oordeelt echter dat er geen sprake was van een redelijke instructie of opdracht van de werkgever en dat het niet verschijnen van [verzoeker] geen dringende reden oplevert voor ontslag op staande voet. De kantonrechter wijst de verzoeken van [verzoeker] toe, waaronder een billijke vergoeding en een transitievergoeding.
De procedure begon met een verzoek van [verzoeker] om een billijke vergoeding toe te kennen, na haar ontslag op staande voet. Menzies diende een verweerschrift in, maar de kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet rechtsgeldig was. Tijdens de zitting op 14 november 2024 werden de standpunten van beide partijen toegelicht. De kantonrechter concludeerde dat Menzies niet had aangetoond dat [verzoeker] zich niet aan redelijke instructies had gehouden, en dat de werkgever onvoldoende had gedaan om de ziekmelding van [verzoeker] te erkennen.
De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet onterecht was en dat [verzoeker] recht had op een billijke vergoeding van € 7.692,07 bruto, evenals een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 2.648,32. Daarnaast werd een transitievergoeding van € 340,77 bruto toegewezen. De kantonrechter benadrukte dat het ontslag zonder dringende reden was gegeven, wat als ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever werd beschouwd. De proceskosten werden ook aan Menzies opgelegd, omdat zij overwegend ongelijk kreeg.