ECLI:NL:RBNHO:2024:12282

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
10881784 \ CV EXPL 24-567
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde vlucht en de gevolgen van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers compensatie gevraagd van de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, voor een vlucht die meer dan drie uur vertraagd was. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een reis van Vancouver naar Amsterdam met een overstap in Frankfurt. De vertraging van de eerste vlucht leidde ertoe dat de passagiers hun aansluitende vlucht naar Amsterdam misten. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 1.200,00 per persoon, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor vertraagde of geannuleerde vluchten. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat de passagiers zelf verantwoordelijk waren voor het missen van hun aansluitende vlucht, aangezien zij voldoende overstaptijd hadden. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers niet voldoende bewijs hadden geleverd dat de vertraging niet aan hen te wijten was. De vordering werd afgewezen, en de passagiers werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De kantonrechter stelde vast dat de passagiers onvoldoende onderbouwd hadden dat de gemachtigde zich niet had hoeven registreren volgens de Duitse wetgeving, waardoor de vervoerder niet verweten kon worden dat hij niet inhoudelijk op de claim had gereageerd. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10881784 \ CV EXPL 24-567
Uitspraakdatum: 6 november 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2. [eiser 2],
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.C.C.M. Bootsman en mr. F.B. Mahabali (Russell Advocaten)
De zaak in het kortDe passagiers hebben van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een meer dan 3 uur vertraagde vlucht. Vast is komen te staan dat de overstap, gelet op de minimale overstaptijd van de luchthaven, mogelijk was. De vordering van de passagiers wordt daarom afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 13 september 2023 vervoeren van Vancouver International Airport (Canada) naar Frankfurt International Airport (Duitsland) en op 14 september 2023 van Frankfurt naar Amsterdam-Schiphol Airport, met de vluchtcombinatie LH493 en LH992.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht LH493 van Vancouver naar Frankfurt (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht naar Amsterdam gemist. De passagiers zijn omgeboekt en vervoerd met vlucht LH998. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag, te rekenen vanaf 7 dagen na de annulering, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,00 per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voor aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.3.
Het primaire verweer van de vervoerder is dat het aan de passagiers zelf te wijten is dat zij hun aansluitende vlucht hebben gemist. Niet in geschil is dat de vlucht om 11:47 uur (lokale tijd) in Frankfurt is gearriveerd en dat de aansluitende vlucht om 12:35 uur zou vertrekken. De passagiers hebben niet betwist dat de minimale overstaptijd te Frankfurt 45 minuten bedraagt. Gelet op het voorgaande is vast komen te staan dat de passagiers op de luchthaven van Frankfurt 48 minuten overstaptijd hadden, zodat de overstap, gelet op de minimale overstaptijd van de luchthaven, mogelijk was. De kantonrechter acht het onder deze omstandigheden niet zonder meer aannemelijk dat de omboeking naar vlucht LH998 op initiatief van de vervoerder van te voren reeds heeft plaatsgevonden. Het had daarom op de weg van de passagiers gelegen om deze gang van zaken nader te onderbouwen. Omdat de passagiers dit niet hebben gedaan, gaat de kantonrechter ervan uit dat de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist doordat zij zich (niet) tijdig bij de gate hebben gemeld. De vertraging op de eindbestemming is dan ook niet het gevolg van de vertraagde uitvoering van het eerste deel van de vlucht. De vordering ligt voor afwijzing gereed. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beoordeling van het beroep op buitengewone omstandigheden.
4.4.
De passagiers vorderen subsidiair, naar de kantonrechter begrijpt: ook in geval de hoofdsom wordt afgewezen - vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. De passagiers hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat zij niet tot dagvaarding over zouden zijn gegaan als zij voorafgaand aan de procedure door de vervoerder in kennis zouden zijn gesteld van feiten en omstandigheden die pas in deze procedure bij de passagiers bekend zijn geworden. Volgens de passagiers had het op de weg van de vervoerder gelegen om hen al tijdens de correspondentiefase te informeren over de toedracht van de vertraging, en is het standpunt van de vervoerder dat de claim niet in behandeling kan worden genomen omdat de overeenkomst tussen de passagiers en de gemachtigde niet voldoet aan de Duitse wet onjuist. De vervoerder heeft hier tegenin gebracht dat de gemachtigde zich op grond van de Duitse wetgeving (Rechtsdienstleistungsgesetz) behoort te registeren in Duitsland alvorens incassodiensten als de onderhavige te kunnen verrichten. Omdat de gemachtigde dit niet heeft gedaan, was de vervoerder verplicht de claim af te wijzen zolang geen bewijs van registratie was overgelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben de passagiers onvoldoende onderbouwd dat de gemachtigde zich op grond van de Rechtsdienstleistungsgesetz niet als incassogemachtigde behoorde te registeren. De vervoerder kan daarom niet worden verweten buiten rechte niet inhoudelijk op de vordering van de passagiers te hebben gereageerd.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze in het ongelijk worden gesteld. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten wordt toegewezen met ingang van de datum gelegen 15 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 408,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 15 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter