ECLI:NL:RBNHO:2024:12481

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
15-021464-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ontuchtige handelingen met minderjarige zonder oplegging van straf

Op 29 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De zaak kwam voort uit een incident op 29 september 2023, waarbij de verdachte de benadeelde partij, een meisje van veertien jaar, zou hebben gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 15 oktober 2024 heeft de officier van justitie gevorderd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte opzet had op de aanranding. Hoewel de verdachte en het slachtoffer aanvankelijk vrijwillig hebben gezoend, was er onvoldoende bewijs dat de verdachte dwang heeft uitgeoefend tijdens de daaropvolgende betastingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar verklaarde het subsidiair ten laste gelegde feit, het plegen van ontuchtige handelingen met iemand beneden de zestien jaar, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte, die bestonden uit het betasten van de schaamstreek en billen van het slachtoffer, als ontuchtig moesten worden gekwalificeerd.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een first offender was en actief meewerkte aan begeleiding. De rechtbank besloot geen straf of maatregel op te leggen, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De rechtbank benadrukte dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had en dat er geen zorgen waren over zijn gedrag. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15-021464-24
Uitspraakdatum: 29 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis (P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 15 oktober 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ( [land] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. H. Polat, kantoorhoudende te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 september 2023 te Haarlem,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde partij] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het:
- tongzoenen en/of
- één of meermaals aanraken/betasten van de schaamstreek en/of billen over haar kleren
en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte,
- die [benadeelde partij] heeft vastgehouden met zijn arm en haar vervolgens heeft getongzoend en/of
- die [benadeelde partij] heeft vastgehouden met zijn arm en haar vervolgens (onverhoeds) heeft aangeraakt/betast bij haar schaamstreek en/of billen,
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 september 2023 te Haarlem, met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
- het tongzoenen van die [benadeelde partij] en/of
- het één of meermaals aanraken/betasten van de schaamstreek en/of billen.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot
kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken gelet op het volgende.
De tongzoen tussen de verdachte en [benadeelde partij] (hierna: het slachtoffer) was vrijwillig. Dat geldt ook voor de daaropvolgende betastingen. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden opgemaakt dat het voor de verdachte op enig moment duidelijk is geworden dat het slachtoffer de tongzoen en betastingen niet heeft gewild. Het slachtoffer heeft dit immers niet kenbaar gemaakt en zij heeft zelf verklaard dat zij niet wist of de verdachte op enig moment op de hoogte was van het feit dat zij weg wilde. Daarnaast hebben getuigen (de vriendinnen van het slachtoffer) aangegeven dat het hen niet is opgevallen dat het slachtoffer niet heeft ingestemd met de handelingen die hebben plaatsgevonden. Tot slot was de verdachte niet op de hoogte van de daadwerkelijke leeftijd van het slachtoffer. Hij verkeerde in de veronderstelling dat het slachtoffer ongeveer zestien jaar oud was.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Wijziging wetgeving
Vooropgesteld wordt dat de tenlastelegging is gebaseerd op de artikelen 246 en 247 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zoals deze luidden tot 1 juli 2024. Op grond van het bepaalde in artikel 1, lid 2, Sr wordt bij een verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het ten laste gelegde feit zou zijn begaan (in dit geval de Wet seksuele misdrijven per 1 juli 2024), de voor de verdachte gunstigste bepaling toegepast. Dat zijn in dit geval de hiervoor vermelde wetsbepalingen zoals deze luidden tot 1 juli 2024.
3.3.2.
Vrijspraak primair ten laste gelegde
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
Gelet op de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer stelt de rechtbank vast dat zij elkaar aanvankelijk vrijwillig hebben getongzoend, wat ook niet door de verdediging en de officier van justitie is betwist. Uit hun verklaringen blijkt verder dat de verdachte het slachtoffer vervolgens ‘onverhoeds’ (snel gebeurend en zonder waarschuwing) heeft betast tussen haar benen aan de voorzijde en aan haar billen. Hoewel de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat het slachtoffer voornoemde betastingen niet heeft gewild, dient voor een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde bewezen te worden dat de verdachte opzet had op de aanranding. Indien het slachtoffer ten tijde van die betastingen onder zodanige dwang is gezet door de verdachte dat zij deze niet kon voorkomen, wordt dat opzet verondersteld. Dat het slachtoffer aanvankelijk instemde met de tongzoen, staat een eventuele latere dwang niet in de weg. Het moet echter voor de verdachte wel duidelijk zijn geweest dat er verzet is geweest van het slachtoffer om het opzet te kunnen aannemen.
Uit de aangifte blijkt dat het slachtoffer op enig moment weg wilde bij de verdachte, dat zij hem probeerde weg te duwen, maar dat dit haar niet lukte, waarna haar vriendinnen haar probeerden weg te trekken en de verdachte haar toen losliet. Volgens de verklaringen van de vriendinnen van het slachtoffer (getuigen [getuige 1] en [getuige 2] : hierna [getuige 1] en [getuige 2] )) heeft het slachtoffer de verdachte op enig moment weggeduwd. Het slachtoffer heeft echter in het aanvullend verhoor aangegeven dat zij niet kan omschrijven hoe zij heeft geprobeerd om weg te komen van de verdachte en dat zij ook niet weet of de verdachte op de hoogte was van het feit dat zij weg wilde. Daarbij komt dat het slachtoffer heeft gezien dat haar vriendinnen [getuige 2] en aangeefster [aangeefster] (hierna: [aangeefster] ) bij het zien van de tongzoen tussen haar en de verdachte lacherig hebben gereageerd en naar hen hebben geschreeuwd, omdat zij (nog) niet wisten dat het slachtoffer het niet leuk vond.
Gelet op de tegenstrijdige verklaringen van zowel het slachtoffer als haar vriendinnen en wat ter zitting naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat er zodanige twijfels zijn over de gang van zaken op de bewuste avond, dat onvoldoende is gebleken dat de verdachte enige mate van dwang heeft uitgeoefend, die tot gevolg had dat het slachtoffer deze betastingen niet heeft kunnen voorkomen.
Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
3.3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.4.
Bewijsmotivering
Voor bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde dient bewezen te worden dat de in de tenlastelegging vermelde handelingen gekwalificeerd kunnen worden als ontuchtige handelingen. Volgens vaste jurisprudentie is sprake van ontuchtige handelingen als het gaat om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Of de handelingen als ontuchtig aangemerkt moeten worden hangt onder meer af van de omstandigheden van het geval zoals de verhouding tussen de betrokkenen alsmede de context waarin deze is verricht.
De verdachte heeft bekend dat hij het slachtoffer heeft betast tussen haar benen aan de voorzijde en aan haar billen. Gelet op de aard van de handelingen, de wijze waarop de handelingen zijn gepleegd en de overige omstandigheden van dit geval – in onderling samenhang bezien – is de rechtbank van oordeel dat deze handelingen aan te merken zijn als seksueel getinte aanrakingen die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm, en dus als ontuchtige handelingen. Zo heeft de verdachte het slachtoffer vrij snel na het zoenen, onverhoeds betast op gevoelige plekken. Daarbij komt dat er geen sprake was van een affectieve relatie tussen de verdachte en het slachtoffer. Sterker nog, zij kenden elkaar tot kort voor het incident niet en hebben elkaar op straat – waar ook het incident heeft plaatsgevonden – ontmoet. Daarnaast was er sprake van leeftijdsverschil tussen hen beiden, nu het slachtoffer ten tijde van het incident veertien jaar oud was en de verdachte zeventien jaar oud. De verdachte stelt dat hij dacht dat het slachtoffer ouder was maar heeft niet duidelijk gemaakt op grond waarvan hij daarvan uitging.
Verder staat vast dat het slachtoffer jonger dan 16 jaar was, waarmee er voldoende bewijs voor het – geobjectiveerde - bestanddeel ‘onder de 16 jaar’ is.
De tongzoen tussen de verdachte en het slachtoffer heeft aanvankelijk vrijwillig plaatsgevonden en is ook in het licht van de overige omstandigheden van het geval niet aan te merken als een ontuchtige handeling. Voor dit bestanddeel is dan ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, zodat de verdachte hiervan partieel vrijgesproken zal worden. Dat betekent echter niet dat de daaropvolgende betastingen niet ontuchtig zijn.
Gelet op voorgaande zal de rechtbank het plegen van ontuchtige handelingen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren wettig en overtuigend bewezen verklaren, voor zover het om de ten laste gelegde betastingen gaat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 29 september 2023 te Haarlem, met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
- het één of meermaals betasten van de schaamstreek en billen;
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gepleit om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. Subsidiair heeft de verdediging bepleit om het advies van de Raad voor de kinderbescherming (hierna: de Raad) op te volgen en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie onder de algemene voorwaarde op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de
rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de
omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder overweegt de rechtbank dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, in het openbaar, met een slachtoffer van destijds veertien jaar oud, door haar te betasten aan haar billen en tussen haar benen aan de voorzijde. De verdachte heeft hiermee ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dit soort gedragingen vormen een aantasting van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en slachtoffers kunnen daarvan, naar de ervaring leert, nog gedurende langere tijd psychische gevolgen ondervinden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder in het
voordeel van de verdachte rekening gehouden met het uittreksel Justitiële Documentatie op naam van de verdachte, gedateerd 9 september 2024 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder veroordeeld is.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder rekening gehouden
met het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 19 augustus 2024, van de Raad dat – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
Er is sprake van een algemeen laag recidiverisico en er worden met name beschermende factoren gezien. De verdachte is een first offender en er is geen sprake is van een antisociaal seksueel profiel. De grootste risicofactoren hebben betrekking op de domeinen school, vrije tijd en geestelijke gezondheid. Hij krijgt daarom begeleiding van TMC-pro en het COA gericht op zijn schoolgang, vrijetijdsbesteding en het verder ontwikkelingen van zijn vaardigheden. Bij TMC-pro en het COA kan tevens passende hulpverlening en ondersteuning geboden worden, onder andere ten aanzien van het verwerken van ingrijpende gebeurtenissen en het leren omgaan met de gebruiken in Nederland. Door deze begeleiding wordt de kans op herhaling verminderd. De verdachte zou kunnen profiteren van een leerstraf, maar hiervoor beheerst hij de Nederlandse taal onvoldoende.
Gelet op de ernst van het feit acht de Raad een geheel voorwaardelijke jeugddetentie passend als stok achter de deur alsmede om aan te geven dat antisociaal gedrag niet wordt geaccepteerd in de samenleving en dit consequenties heeft. Hierbij wordt verplicht toezicht en begeleiding vanuit de jeugdreclassering niet noodzakelijk geacht omdat de verdachte tot op heden meewerkt aan de huidige begeleiding en zich houdt aan de afspraken en doelen vanuit zijn verblijfplek bij TMC-Pro en het COA.
De Raad heeft zijn strafadvies ter zitting gehandhaafd en hieraan toegevoegd dat er afgezien van het huidige feit geen zorgen zijn omtrent de verdachte, ook niet in zijn gedrag naar vrouwen/meiden toe.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat in verband met de persoonlijkheid van de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Uit het raadsrapport en het verhandelde ter zitting is namelijk gebleken dat er geen zorgen zijn omtrent het algehele functioneren van de verdachte, ook niet ten aanzien van zijn seksuele ontwikkeling. Daarnaast heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte een first offender is en dat lange tijd is verstreken tussen het ten laste gelegde feit en de behandeling daarvan ter terechtzitting. In de tussentijd is de verdachte niet opnieuw in aanraking gekomen met politie en justitie en zijn er geen verdere zorgen ontstaan. Verder is gebleken dat de verdachte actief meewerkt aan de geboden begeleiding en hulpverlening van TMC-pro en het COA, die eveneens gericht zijn op het verminderen van recidive.
Tot slot houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte als minderjarige ongeveer één jaar voorafgaand aan het incident alleen naar Nederland is gevlucht zonder gezaghebbende ouders en overige familieleden, en hier nog steeds alleen is.

7.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Bepaalt dat aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Ok, voorzitter,
mr. F.W. van Dongen en mr. E.K.A. van den Bos, rechters, allen tevens (kinder)rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. K.D. Warmerdam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 oktober 2024.
Mr. Van den Bos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.