ECLI:NL:RBNHO:2024:12595

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
C/15/354115 / HA ZA 24-360
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van afspraken over woningverdeling na beëindiging relatie

In deze civiele zaak vordert de vrouw medewerking van de man tot nakoming van afspraken die in 2020 zijn gemaakt over de verdeling van hun gezamenlijke woning. De rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, heeft op 4 december 2024 uitspraak gedaan in deze zaak. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. de Geest, stelt dat de man moet meewerken aan de notariële handelingen die nodig zijn om de woning aan haar toe te delen tegen de getaxeerde waarde van € 167.500,00. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.W. Hoogland, heeft verweer gevoerd en betoogd dat de actuele waarde van de woning moet worden gehanteerd, gezien de stijgende woningmarkt sinds 2020.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in oktober 2020 overeenstemming hebben bereikt over de waarde van de woning en dat de man gedurende vier jaar geen aanspraak heeft gemaakt op nakoming van de gemaakte afspraken. De rechtbank oordeelt dat de vordering van de vrouw toewijsbaar is en dat de woning aan haar moet worden toegedeeld tegen de afgesproken waarde. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de man moet meewerken aan de afwikkeling van de gemaakte afspraken, en dat de uitspraak dezelfde kracht heeft als een door de man ondertekende volmacht aan de vrouw indien hij niet meewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/354115 / HA ZA 24-360
Vonnis van 4 december 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M. de Geest,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. A.W. Hoogland.
De zaak in het kort
In deze zaak vordert de vrouw medewerking van de man tot nakoming van de tussen partijen gemaakte afspraken in 2020 waarbij de woning tegen de (toen) getaxeerde waarde aan haar zou worden toegedeeld. De rechtbank wijst de vordering van de vrouw toe. De man moet meewerken aan de notariële handelingen, die noodzakelijk zijn om de woning van partijen aan de vrouw toe te delen tegen de getaxeerde waarde van € 167.500,00.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 juni 2024 met producties 1 tot en met 8,
- de conclusie van antwoord van 26 juli 2024,
- het tussenvonnis van 21 augustus 2024,
- de op 12 november 2024 gehouden mondelinge behandeling. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad die in de tweede helft van 2019 is geëindigd. Zij hadden een samenlevingsovereenkomst gesloten. Deze is op 7 februari 2020 ontbonden.
2.2.
Partijen hadden samen een aantal bezittingen en schulden. Zij zijn gemeenschappelijk eigenaar van een woning, gelegen aan de [adres] te ( [postcode] ) Schagen (hierna: de woning).
2.3.
Na het beëindigen van de relatie heeft de man de woning verlaten. De vrouw is samen met hun zoon in de woning blijven wonen.
2.4.
Partijen hebben overleg gehad over de verdeling van de eenvoudige gemeenschap.
2.5.
Bij e-mail van 20 oktober 2020 heeft de advocaat van de man aan de advocaat van de vrouw, voor zover hier van belang, het volgende geschreven:
“Na overleg met cliënt bericht ik u hierbij dat cliënt instemmen met de in uw e-mail van 16 oktober jl. en bijbehorende bijlage voorgestelde verdeling. (…)”
In de bijlage van de e-mail is een ‘opstelling vermogen & verdeling’ gevoegd, waarin het voorstel voor verdeling is opgenomen.
2.6.
In die ‘opstelling vermogen & verdeling’ (productie 3 bij dagvaarding, hierna kortheidshalve te noemen: de opstelling) staat onder meer vermeld dat de woning met een waarde van € 167.500,00 aan de vrouw zal worden toegedeeld en dat de vrouw zal zorgen voor ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de man ten aanzien van de op de woning rustende hypothecaire geldlening.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man veroordeelt om alsnog mee te werken aan de afwikkeling van de tussen partijen gemaakte afspraak conform de opstelling, in die zin dat de man zijn medewerking verleend aan de notariële handelingen die noodzakelijk zijn om zijn overdeelde helft van de woning van partijen aan de vrouw te leveren;
II. bepaalt dat het vonnis in de plaats treedt van de toestemming/medewerking van de man bij het notarieel transport dat noodzakelijk is om de aan de man toebehorende onverdeelde helft van de woning van partijen aan de vrouw te leveren, een en ander als bedoeld in artikel 3:300 van het Burgerlijk Wetboek (BW);
III. de man veroordeelt in de proceskosten van de vrouw.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen twisten over de verdeling van de gemeenschappelijke woning.
4.2.
Op grond van vaste rechtspraak geldt als peildatum voor de waardering van te verdelen goederen de datum van feitelijke verdeling, tenzij partijen een andere datum zijn overeengekomen. Afwijking van dit uitgangspunt is mogelijk op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid.
4.3.
De vrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat partijen in oktober 2020 overeenstemming hebben bereikt over de verdeling en de waardering van de woning. De woning is in oktober 2020, in opdracht van partijen, getaxeerd op een waarde van € 167.500,00 en de man is akkoord gegaan met verdeling tegen die waarde. Volgens de vrouw moet de woning daarom aan haar worden toebedeeld tegen deze waarde. De man heeft niet betwist dat partijen in oktober 2020 overeenstemming hadden bereikt over de wijze van verdeling van de woning en de te hanteren waarde. Maar de man voert aan dat door het verstrijken van de tijd, mede op grond van de redelijkheid en billijkheid, moet worden uitgegaan van de hoofdregel voor het bepalen van de waarde bij verdeling, te weten de actuele taxatiewaarde op het moment van de feitelijke verdeling.
4.4.
De rechtbank gaat mee in het standpunt van de vrouw dat de in oktober 2020 getaxeerde waarde moet worden gehanteerd omdat partijen dit zo in oktober 2020 hebben afgesproken (zie hiervoor 2.5 en 2.6).
Het beroep van de man op de normen van redelijkheid en billijkheid faalt. Hij voert aan dat de woning in de periode 2020 tot en met 2024 meer waard is geworden door de aantrekkende woningmarkt. Hierin ziet de rechtbank echter geen aanleiding om de gemaakte afspraak over de waarde van de woning af te wijken. De man heeft namelijk vier jaar lang op geen enkele manier aanspraak gemaakt op nakoming van de gemaakte afspraken. Dit betekent dat de verdeling van de woning zal geschieden naar de waarde in oktober 2020, te weten € 167.500,00. De vordering van de vrouw is toewijsbaar.
4.5.
In het feit dat partijen ex-partners zijn, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten tussen hen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draag.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt de man om alsnog mee te werken aan de afwikkeling van de tussen partijen gemaakte afspraak conform de opstelling, in die zin dat de man zijn medewerking verleend aan de notariële handelingen die noodzakelijk zijn om zijn overdeelde helft van de woning van partijen aan de vrouw te leveren,
5.2.
bepaalt (met dienovereenkomstig preciserende opvatting van de vordering) dat deze uitspraak, indien de hiervoor sub 5.1 omschreven veroordeling niet wordt nagekomen, op grond van artikel 3:300 lid 1 BW dezelfde kracht heeft als een door de man ondertekende volmacht aan de vrouw om de in die veroordeling omschreven rechtshandeling te verrichten,
5.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024.