ECLI:NL:RBNHO:2024:12784

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
10790992 \ CV EXPL 23-7355
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en waarborgsom: Terugbetaling en schade aan het gehuurde

In deze zaak heeft eiser, [eiser], een huurovereenkomst gesloten met gedaagde, [gedaagde], en bij aanvang van de huur een waarborgsom betaald. De huurovereenkomst is op 15 december 2022 beëindigd. Eiser vordert de terugbetaling van de waarborgsom, terwijl gedaagde betwist dat deze terugbetaald moet worden, omdat zij stelt dat eiser schade aan het gehuurde heeft veroorzaakt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de schadeclaim. De kantonrechter concludeert dat eiser het gehuurde in goede staat heeft opgeleverd en dat gedaagde verplicht is de waarborgsom terug te betalen. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, omdat gedaagde deze niet heeft betwist. De proceskosten zijn voor rekening van gedaagde, omdat zij ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitgesproken op 14 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10790992 \ CV EXPL 23-7355
Vonnis van 14 augustus 2024
in de zaak van
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser,
verweerder in de zaak van de tegenvordering,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. J.W. Spanjer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
eiseres in de zaak van de tegenvordering,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. R.B.M. Hermans-Levin.
De zaak in het kort
Partijen hebben met elkaar een huurovereenkomst gesloten. [eiser] heeft bij aanvang van de huurovereenkomst een waarborgsom betaald. De huurovereenkomst is op 15 december 2022 beëindigd. [eiser] stelt dat [gedaagde] als verhuurder gehouden is de waarborgsom terug te betalen. [gedaagde] betwist dit en voert aan dat [eiser] schade aan het gehuurde heeft toegebracht. De schade heeft zij verrekend met de waarborgsom. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat [eiser] schade aan het gehuurde heeft toegebracht. Gelet hierop moet ervan uit worden gegaan dat [eiser] het gehuurde in goede staat heeft opgeleverd. [gedaagde] is daarom verplicht de borgsom terug te betalen.

1.De verdere procedure

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 mei 2024;
- akte aan de zijde van [gedaagde] van 19 juni 2024, met 3 producties;
- akte en tevens vermindering van eis aan de zijde van [eiser] van 17 juli 2024.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert - na vermindering van eis - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.598,81, te vermeerderen met de wettelijke rente, de proceskosten en de nakosten.
2.2.
In het tussenvonnis van 22 mei 2024 (hierna: het tussenvonnis) is [gedaagde] in de gelegenheid om de foto’s die bij aanvang van de huur zijn gemaakt en die deel uitmaken van het inspectierapport te overleggen. Daarbij is [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om duidelijk te maken in hoeverre de staat van de wanden bij aanvang van de huur verschilt van die bij het einde van de huur.
2.3.
Bij akte van 19 juni 2024 heeft [gedaagde] foto’s overgelegd. Hierbij heeft [gedaagde] toegelicht dat de foto’s laten zien dat de vloeren, wanden, badkamer en keuken vervuild zijn achtergelaten en dat de wanden zijn aangetast vanwege intensief roken.
2.4.
In de antwoordakte heeft [eiser] aangevoerd dat de foto’s geen duidelijkheid verschaffen in hoeverre de staat van de wanden bij aanvang van de huurrelatie verschilt van die bij het einde van de huurrelatie. Op de foto’s van de eindinspectie is slechts vermeld: “muren door nicotine, verkleurd en vlekken”, maar dat is op de foto’s niet te zien, aldus [eiser]. Verder heeft [eiser] aangevoerd dat [gedaagde] geen bewijs van haar stellingen heeft aangeboden.

3.De verdere beoordeling

Oplevering van het gehuurde
3.1.
[gedaagde] heeft bij akte foto’s van het gehuurde overgelegd die bij de aanvang van de huur zijn gemaakt. [eiser] heeft (het bestaan van) deze foto’s niet betwist, zodat het er voor wordt gehouden dat deze foto’s bij het inspectierapport waren gevoegd. [eiser] moest daarom op grond van artikel 7:224 BW het gehuurde bij het einde van de huur in die staat (lees: conform die foto’s) opleveren. Dit behoudens beschadigingen als gevolg van normale slijtage of ouderdom.
Is door [eiser] schade aan het gehuurde toegebracht?
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] er niet in is geslaagd om aan te tonen dat [eiser] schade aan de wanden heeft toegebracht. De kantonrechter overweegt als volgt.
3.3.
[gedaagde] heeft ter onderbouwing van de schade acht foto’s overgelegd waarvan op (slechts) vier foto’s (een gedeelte van) de wanden van het gehuurde zichtbaar zijn. Van deze vier foto’s heeft [gedaagde] drie foto’s van dezelfde wand overgelegd en van die foto’s is steeds een close up gemaakt van een ander gedeelte van die wand. De kantonrechter kan niet op deze foto’s zien dat sprake is geweest van rookschade. [gedaagde] heeft niet genoeg duidelijkheid verschaft in hoeverre de staat van de wanden bij aanvang van de huurrelatie verschilt van die bij het einde van de huurrelatie. Voor zover er al op de hiervoor genoemde foto’s enige verkleuring is te zien, betekent dit bovendien niet dat de andere wanden in het gehuurde er ook zo uit zagen. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om van alle wanden in het gehuurde (en dus niet slechts van 2 wanden) foto’s te maken en daarbij aan te geven om welke ruimte het gaat. Dit temeer [gedaagde] zelf heeft aangegeven dat in de studeerkamer geen rookschade is vastgesteld. Zonder aanduiding op de foto’s om welke kamer het gaat, kan dit niet worden nagegaan.
3.4.
Verder heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat [eiser] schade aan de plinten heeft toegebracht. Uit de overgelegde foto blijkt weliswaar dat een gedeelte van een plint vervuild is, maar onduidelijk is of dit beschadigingen zijn. Bij gebrek aan nadere onderbouwing is niet gebleken dat [eiser] schade aan de plinten heeft toegebracht.
3.5.
[gedaagde] heeft tot slot gesteld dat de knoppen van de afzuigkap, de wasbak, een keukenkastje en de wastafel in de badkamer (sterk) vervuild waren. [gedaagde] heeft alleen herstelkosten van de wanden gevorderd, zodat de kantonrechter aan deze stellingen voorbij gaat.
Moet [gedaagde] de waarborgsom terugbetalen?
3.6.
[gedaagde] heeft verder geen bewijsmiddelen overgelegd. Dat betekent dat niet is komen vast te staan dat [eiser] schade aan de wanden heeft toegebracht. Nu evenmin is gebleken dat [eiser] andere schade aan het gehuurde heeft veroorzaakt, moet ervan uit worden gegaan dat [eiser] het gehuurde in goede staat heeft opgeleverd. [gedaagde] is daarom verplicht de borgsom terug te betalen. [eiser] heeft bij akte zijn eis verminderd en een bedrag van € 2.598,81 aan waarborgsom gevorderd. Dit bedrag wordt toegewezen.
3.7.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn ook toewijsbaar tot een bedrag van € 465,71. [gedaagde] heeft immers de verschuldigdheid daarvan niet weersproken. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijk kosten is toewijsbaar vanaf de dag der dagvaarding.
Conclusie en kosten
3.8.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering in de hoofdzaak zal toewijzen en de tegenvordering zal afwijzen.
3.9.
De proceskosten voor zowel de vordering als de tegenvordering komen voor rekening van [gedaagde], omdat zij ongelijk krijgt. In verband met de samenhang met de vordering worden de proceskosten inzake de tegenvordering begroot op nihil. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,85
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2,00 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
968,85

4.De beslissing

De kantonrechter
in de hoofdzaak
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 3.064,52‬, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.598,81 vanaf 15 december 2022 en over € 465,71 vanaf 3 november 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 968,85, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
4.5.
wijst de vordering af;
4.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiser] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024.
De griffier De kantonrechter