ECLI:NL:RBNHO:2024:12921

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
15/256036-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met vrijspraak voor meerdere feiten en oplegging ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere winkeldiefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op bepaalde data gedetineerd was, waardoor hij niet in staat was om de ten laste gelegde feiten te plegen. Dit leidde tot vrijspraak voor de diefstallen op 20 juni 2024, 9 juli 2024 en 17 juli 2024, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte deze diefstallen had gepleegd. De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte op 9 augustus 2024 een Phillips scheerapparaat had gestolen uit een winkel in Alkmaar. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, waarbij rekening is gehouden met zijn strafblad en het advies van de reclassering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een hoog recidiverisico heeft en dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de bescherming van de samenleving. De beslissing is genomen na een openbare terechtzitting op 12 november 2024, waar zowel de officier van justitie als de raadsman van de verdachte hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de maatregel gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/256036-24
Uitspraakdatum: 26 november 2024
Tegenspraak
Verkort strafvonnis(artikel 138b Wetboek van Strafvordering)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 november 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
nu gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie,
mr. H. Klaver, en van wat de raadsman van de verdachte mr. G. Kaaij, advocaat te Heerhugowaard, naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks een periode van 20 juni 2024 tot en met 17 juli 2024 meermaals, althans eenmaal, te Oudorp, gemeente Alkmaar een of meer winkelgoederen, te weten vleeswaren, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 9 augustus 2024 te Alkmaar een Phillips scheerapparaat, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Blokker, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken, voor zover dat feit ziet op de pleegdata 20 juni 2024 en 9 juli 2024. Uit het strafblad van de verdachte volgt dat hij op die data van zijn vrijheid was beroofd en dus geen winkeldiefstal heeft kunnen plegen. Voor het overige heeft de raadsman zich wat de bewezenverklaring betreft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft verzocht om, in geval van bewezenverklaring, aan de verdachte de ISD-maatregel op te leggen.

4.Vrijspraak feit 1

Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte onder 1 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Dit feit ziet op diefstallen die telkens bij dezelfde supermarkt gepleegd zouden zijn op 20 juni, 9 juli en 17 juli 2024. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van de tenlastegelegde diefstal op 20 juni 2024 geldt dat uit het in het dossier gevoegde strafblad (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 15 oktober 2024 van de verdachte volgt dat hij van 18 tot en met 24 juni 2024 gedetineerd was en zich dus niet op 20 juni 2024 schuldig heeft kunnen maken aan de ten laste gelegde winkeldiefstal. Dit is door de officier van justitie niet weerlegd anders dan met de mededeling dat het strafblad een kennelijke fout bevat. Bij gebrek aan nadere onderbouwing van die mededeling, gaat de rechtbank uit van de juistheid van de informatie op het strafblad. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van feit 1, voor zover dat feit ziet op een diefstal op 20 juni 2024.
Ten aanzien van de tenlastegelegde diefstallen op 9 en 17 juli 2024 overweegt de rechtbank het volgende. De op deze data opgenomen camerabeelden van de betreffende supermarkt zijn door een verbalisant bekeken. Uit de processen-verbaal daarvan blijkt niet dat de verbalisant daarop ziet dat de persoon op die beelden – die door een verbalisant wordt herkend als de verdachte – voorwerpen wegneemt uit de winkel. De beelden vormen dan ook onvoldoende bewijs voor de aan de verdachte ten laste gelegde wederrechtelijke toe-eigening. Ook uit de overige bewijsmiddelen in het dossier volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan wederrechtelijke toe-eigening van voorwerpen uit de supermarkt. De verdachte zal daarom ook worden vrijgesproken van feit 1, voor zover dat feit ziet op diefstallen op 9 en 17 juli 2024.
5.1
Bewijs feit 2
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
5.2
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 9 augustus 2024 te Alkmaar een Phillips scheerapparaat dat aan Blokker toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

7.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

8.Motivering van de maatregel

Bij de beslissing over de straf of maatregel die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft een scheerapparaat gestolen uit een winkel. Hiermee heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten die doorgaans veel overlast geven voor betrokkenen.
Strafblad van de verdachte
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 15 oktober 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. In de vijf jaar voorafgaande aan het bewezenverklaarde feit is de verdachte tien keer onherroepelijk veroordeeld voor een misdrijf tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf. De laatst opgelegde sanctie werd tenuitvoergelegd tussen 25 juni 2024 en 9 juli 2024.
Reclasseringsadvies
De rechtbank heeft ook gelet op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van [reclasseringswerker] bij GGZ Fivoor, van 1 november 2024. Hierin wordt geadviseerd aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Dit advies is als volgt onderbouwd:
“Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
Bij een veroordeling adviseren wij een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Het opstellen van een adequaat begeleidingsplan binnen het kader van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel, waarin aandacht besteed dient te worden aan alle criminogene factoren, lijkt momenteel de meeste kans van slagen te hebben. Gelet op de nog ontbrekende informatie aangaande de psychische en verslavingsproblematiek, maar ook de overige persoonlijke omstandigheden van [verdachte] , achten wij het van belang dat binnen deze maatregel diagnostiek plaatsvindt zodat voor betrokkene een passend (klinisch) hulpverleningstraject wordt ingezet, hetgeen naar ons inziens zou kunnen bijdragen aan stabilisatie van zijn leefsituatie alsmede ter voorkoming van delictgedrag, mits betrokkene zich meewerkend opstelt.
Indien [verdachte] niet meewerkt aan behandeling dan wel begeleiding binnen de ISD-maatregel, dan heeft de ISD-maatregel de functie van het tijdelijk beveiligen van de samenleving.”
Dit advies is ter terechtzitting door [reclasseringswerker] gehandhaafd.
Conclusie
De rechtbank sluit zich aan bij het advies van de reclassering en acht oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat wordt voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht stelt voor het opleggen van de ISD-maatregel. Immers (i) betreft het door de verdachte begane feit een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, (ii) is de verdachte in de afgelopen vijf jaren minstens driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen, (iii) is het onderhavige feit begaan na tenuitvoerlegging hiervan, (iv) moet er ernstig rekening mee gehouden worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan en (v) eist de veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel.
Teneinde de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, alsmede de maatschappij zo optimaal mogelijk te beschermen, zal de rechtbank bepalen dat de gehele duur van de maatregel ten uitvoer gelegd dient te worden en dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht hierop niet in mindering dient te worden gebracht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 5.2 weergegeven.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 6. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Roos, voorzitter,
mr. S.J. Riem en mr. B.V.A. Corstens, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 november 2024.
Mr. B.V.A. Corstens en A. Helder zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.