ECLI:NL:RBNHO:2024:12954

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
15/145282-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • C. Booij
  • C. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zedenzaak wegens onvoldoende bewijs van verminderd bewustzijn

In deze zedenzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 december 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksuele handelingen met een aangeefster die in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de openbare terechtzitting op 28 november 2024 zijn de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte besproken. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen op welk moment de aangeefster in een staat van verminderd bewustzijn was geraakt en of de verdachte op dat moment seksuele handelingen heeft verricht. De verklaringen van de aangeefster en getuige waren tegenstrijdig en de rechtbank kon niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte wist dat de aangeefster in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

Daarnaast is er een vordering tot schadevergoeding ingediend door de benadeelde partij, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte niet wettig en overtuigend was bewezen van het ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij afgewezen en het contactverbod niet opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/145282-23 (P)
Uitspraakdatum: 12 december 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 november 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C. Booij en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. C. Peters, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 januari 2022 en/of 23 januari 2022 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard, in elk geval in Nederland met [benadeelde], van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], te weten het duwen, althans brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [benadeelde] en/of het duwen, althans brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [benadeelde].

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De verdachte en aangeefster verklaren weliswaar tegengesteld aan elkaar, maar het dossier biedt voldoende steunbewijs voor de verklaring van aangeefster. De officier van justitie ziet mede steunbewijs voor de omstandigheid dat de seksuele handelingen door de verdachte zijn verricht terwijl het slachtoffer in verminderde staat van bewustzijn verkeerde, onder meer in de verklaring van aangeefster inhoudende dat zij zich vrijwel niets meer kan herinneren van wat in de slaapkamer op zolder is gebeurd. Dit is een sterke indicatie dat zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Ten tweede verklaart aangeefster dat zij de volgende dag kampte met een schraal geslachtsdeel en rode, opgezwollen schaamlippen. Dit wijst erop dat zij in ieder geval een deel van de seks niet bewust heeft meegemaakt, aldus de officier van justitie. Ook het handelen en de verklaring van [getuige] (hierna: [getuige]) ondersteunt dit scenario. Zij ziet immers aanleiding om hulp in te schakelen en roept direct dat de verdachte door is gegaan terwijl er ‘nee’ werd gezegd en dat zij de verdachte meerdere malen heeft moeten wegslaan. Verder is op beelden zichtbaar dat aangeefster
volledig van de kaart isen dit blijkt eveneens uit de verschillende getuigenverklaringen. Als laatste merkt de officier van justitie op dat het niet goed voorstelbaar is dat aangeefster eerst volledig bij haar positieven was en direct daarop bewusteloos is geraakt.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden op welk moment aangeefster in een staat van verminderd bewustzijn is geraakt. Daarnaast kan – al zou sprake zijn van een verminderd bewustzijn – niet worden bewezen dat de verdachte seksuele handelingen is blijven verrichten op dat moment.
3.3
VrijspraakHet juridisch kader
Zedenzaken kenmerken zich veelal door het gegeven dat de feiten zich tussen twee personen afspelen, buiten het zicht van anderen. In de kern gaat het vaak om het woord van aangeefster/aangever tegen dat van de verdachte.
Het is de rechter volgens de wet niet toegestaan om het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, uitsluitend te baseren op de verklaring van één getuige (artikel 342 lid 2 Wetboek van Strafvordering). De rechter kan daarom niet tot een bewezenverklaring komen als de feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende worden ondersteund door ander bewijs. Onderdelen van het ten laste gelegde feit kunnen wel worden bewezen op grond van de enkele verklaring van de getuige. Het is dus niet vereist dat de ten laste gelegde seksuele handeling als zodanig steun vindt in ander bewijs. Het kan voldoende zijn dat de verklaring van aangeefster / getuige op specifieke punten wordt bevestigd door de inhoud van ander bewijsmateriaal. Dit bewijsmateriaal moet dan wel afkomstig zijn uit een andere bron en een voldoende duidelijk verband houden met de verklaring van aangeefster / getuige.
De zaak
Niet ter discussie staat dat de verdachte, aangeefster en getuige [getuige] in de nacht van 22 januari 2022 op 23 januari 2022 seks hebben gehad. Eveneens staat niet ter discussie dat aangeefster op enig moment onwel is geworden, is gaan overgeven en (deels) buiten bewustzijn is geraakt.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte seksuele handelingen heeft verricht met aangeefster, terwijl hij wist dat zij op dat moment in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde.
Aangeefster heeft verklaard zich weinig tot niets te kunnen herinneren van hetgeen er op de zolderkamer is gebeurd. De verdachte heeft verklaard seksuele handelingen te hebben verricht met zowel aangeefster als getuige [getuige] en ontkent dat aangeefster gedurende de seks in verminderde staat van bewustzijn verkeerde. De verdachte betwist de verklaring van getuige [getuige] op dit punt.
De rechtbank stelt voorop dat aangeefster niet uit eigen herinnering kan verklaren, omdat zij niet meer weet wat zich in de slaapkamer heeft afgespeeld. Uit de enkele omstandigheid dat aangeefster zich niks meer kan herinneren van wat zich die nacht – in de slaapkamer – heeft afgespeeld, volgt echter niet automatisch dat zij gedurende de seksuele handelingen in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Dit biedt dus geen steun aan de aangifte. Verder heeft de rechtbank gekeken naar de verklaring van [getuige]. [getuige] verklaart dat aangeefster tijdens de seksuele handelingen er als een
zeesterbij lag en moest overgeven en dat de verdachte op dat moment door is gegaan met het verrichten van seksuele handelingen. Hoewel deze verklaring, die door de verdachte wordt betwist, weliswaar aanknopingspunten kan bieden voor de toestand van aangeefster, kan de rechtbank op basis van deze verklaring niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat aangeefster op dat moment ook in verminderde staat van bewustzijn verkeerde. Het dossier biedt hiervoor ook geen andere ondersteuning.
Ook de omstandigheid dat door getuige [getuige], op het moment dat andere personen bij de zolderkamer arriveerden, gezegd is dat zij, [getuige], meerdere malen ‘nee’ gezegd heeft en de verdachte heeft moeten wegslaan, biedt geen ondersteuning aan het bewijs van het tenlastegelegde, nu dit niets zegt over de staat van aangeefster.
Op basis van het dossier kan de rechtbank dan ook niet buiten redelijke twijfel vaststellen op welk moment aangeefster in een staat van verminderd bewustzijn is geraakt. Daardoor kan ook niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte seksuele handelingen met aangeefster heeft verricht op een moment dat zij in een dergelijke toestand verkeerde. De precieze gang van zaken in de slaapkamer en de volgorde daarvan kan niet met de voor bewijs vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde feit.

4.Vordering benadeelde partij

De vordering
Namens de benadeelde partij [benadeelde] is door haar gemachtigde,
mr. E.M. Diesfeldt, advocaat te Heiloo, een vordering tot schadevergoeding van € 8.500,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verder is verzocht om een contactverbod op te leggen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en heeft tevens verzocht het contactverbod op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet te ontvangen in de vordering, vanwege de bepleite vrijspraak. De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de vordering erg summier onderbouwd is en daarmee een onevenredige belasting van het strafgeding vormt, en dat dit dient te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in de vordering. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht het gevorderde bedrag te matigen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat nu hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend is bewezen, de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit.

5.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering.