Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 29 november 2024; en
- het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] (pagina’s 42-44 van het dossier).
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van de verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Onttrekking aan het verkeer
8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
€ 825,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
9.Vordering tot tenuitvoerlegging
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
20 (twintig) maanden.
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
120 (honderdtwintig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
[benadeelde 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 825,- (achthonderd vijfentwintig euro), bestaande uit € 75,- als vergoeding voor de materiële en € 750,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
€ 825,- (achthonderd vijfentwintig euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.