ECLI:NL:RBNHO:2024:13433

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
11008273
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Instapweigering en compensatie bij luchtvervoer: beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers compensatie gevraagd van Qatar Airways Company Q.C.S.C. voor een geannuleerde vlucht van Amsterdam naar Doha en vervolgens naar Bangkok. De vervoerder stelde dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een capaciteitsreductie op Amsterdam-Schiphol Airport. De kantonrechter oordeelde echter dat er geen sprake was van een geannuleerde vlucht, maar van een instapweigering. De passagiers hadden zich niet bij de incheckbalie gemeld, wat hen niet kon worden tegengeworpen onder de gegeven omstandigheden. De kantonrechter concludeerde dat de instapweigering was gebaseerd op redelijke gronden, waardoor de vordering van de passagiers werd afgewezen. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht op 16 juli 2022, maar zijn niet meegevlogen. In plaats daarvan zijn zij op 16 juli met een andere vlucht van Brussel naar Doha gevlogen en op 17 juli met een aansluitende vlucht naar Bangkok. De vervoerder had hen niet gecompenseerd, wat leidde tot de rechtszaak. De kantonrechter stelde vast dat de vervoerder op de hoogte was van operationele problemen, maar dat de weigering om de passagiers te vervoeren gerechtvaardigd was. De passagiers werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11008273 \ CV EXPL 24-2010
Uitspraakdatum: 4 december 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2. [eiser 2],
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: B.W. Floris (Yource B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Qatar Airways Company Q.C.S.C.
gevestigd te Doha (Qatar)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J. Croon (Croon Aviation Lawyers)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een geannuleerde vlucht. De vervoerder voert aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, te weten een capaciteitsreductie. De kantonrechter oordeelt dat geen sprake is van een geannuleerde vlucht, maar van een instapweigering, onder dusdanig omstandigheden dat aan de passagiers niet kan worden tegengeworpen dat zij zich niet bij de incheckbalie hebben gemeld. Omdat de instapweigering is gebaseerd op redelijke gronden wordt de vordering van de passagiers afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte eisers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 16 juli 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Doha Airport (Qatar), hierna te noemen ‘de vlucht’, en op 17 juli 2022 van Doha naar Suvarnabhumi Airport (Bangkok, Thailand), met de vluchtcombinatie QR274 en QR836.
2.2.
De vlucht is uitgevoerd, maar de passagiers zijn niet meegevlogen.
2.3.
De passagiers zijn op 16 juli 2022 met vlucht QR196 vanuit Brussel (België) naar Doha gevlogen en op 17 juli 2022 met de aansluitende vlucht QR836 naar de eindbestemming vervoerd.
2.4.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder de vlucht heeft geannuleerd dan wel hen tegen hun wil de instap op de vlucht heeft geweigerd. De passagiers stellen dat de vervoerder hen daarom moet compenseren met een bedrag van € 600,00 per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
Ook verzoeken de passagiers de kantonrechter om een certificaat af te geven zoals bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-Verordening 1215/2012 (hierna: de Brussel I bis-Verordening.
3.4.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Tussen partijen is ten eerste in geschil of de vlucht voor de passagiers als geannuleerd moet worden beschouwd. De vervoerder heeft aangevoerd en toegelicht dat de vlucht is uitgevoerd, maar zonder de passagiers. Omdat de passagiers dit niet hebben weersproken staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat geen sprake is van een annulering in de zin van de Verordening. Een annulering in de zin van de Verordening is namelijk het niet uitvoeren van een geplande vlucht waarop tenminste één plaats was geboekt (artikel 2 onder l van de Verordening). Het gaat daarbij dus om de annulering van een vlucht en niet om de annulering van een boeking.
4.3.
De passagiers stellen dat er dan in ieder geval sprake was van een instapweigering, omdat zij niet op de vlucht mee mochten vliegen.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat een instapweigering in de zin van de Verordening een weigering is om de passagiers op een vlucht te vervoeren, als zij zich wel voor het instappen hebben gemeld. Als aan deze voorwaarden is voldaan en de passagiers tegen hun wil de toegang tot een vlucht wordt geweigerd, hebben zij recht op compensatie (artikel 4 lid 3 onder de Verordening). Er is echter geen sprake van een instapweigering als de weigering is gebaseerd op redelijke gronden (artikel 2 onder j van de Verordening).
4.5.
De vervoerder stelt dat Amsterdam-Schiphol Airport, in de periode april – december 2022, te kampen had met ernstige operationele problemen, met name bij de securitycheck van vanaf Schiphol vertrekkende passagiers. Om deze reden zijn er vanaf 7 juli 2022 beperkingen gesteld aan het aantal vertrekkende passagiers per dag. Voor 71 passagiers moest worden gezocht naar alternatieven. Voor 45 van hen, waaronder de passagiers, is plaats gevonden op de vlucht vanaf Brussel, aldus de vervoerder. Volgens de vervoerder waren dit ‘redelijke gronden’ om de passagiers te weigeren. De passagiers hebben dit betwist en voeren aan dat de vervoerder al ver voor de uitvoering van de vlucht op de hoogte was van de problemen op Schiphol en derhalve eerder daarop had kunnen en moeten anticiperen.
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter was de weigering van de vervoerder om de passagiers te vervoeren gebaseerd op redelijke gronden in de zin van de Verordening. De vervoerder werd op 17 juni 2022 gesteld voor een aanzienlijke capaciteitsreductie in de periode 7 juli tot en met 31 juli 2022. De vervoerder heeft ervoor gekozen om aan de haar opgelegde ‘target’ te voldoen door passagiers op vluchten vanaf Amsterdam om te boeken naar vluchten vanaf Brussel. De capaciteitsreductie werd opgelegd in verband met de enorme rijen op Schiphol voor de security en de daaraan ten grondslag liggende personeelstekorten, waardoor chaos ontstond en beperking van het aantal toegestane vertrekkende passagiers in het belang van de veiligheid noodzakelijk was. Daaraan doet niet af dat deze problemen, zoals de passagiers hebben aangevoerd, geheel of gedeeltelijk konden worden voorzien. Het is niet aan de vervoerder om minder passagiers te vervoeren dan op grond van de op dat moment geldende regels is toegestaan.
4.7.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat naar het oordeel van de kantonrechter weliswaar sprake was van een feitelijke instapweigering, maar dat geen sprake is van een instapweigering in de zin van de Verordening. Daarom kunnen de passagiers geen aanspraak maken op compensatie en zullen hun vorderingen worden afgewezen.
4.8.
Omdat de passagiers in het ongelijk worden gesteld zullen zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 408,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 102,00 aan nakosten, voor zover de vervoerder daadwerkelijk nakosten zal maken
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter