ECLI:NL:RBNHO:2024:13445

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
11203464
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagiers voor vertraagde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers compensatie verzocht van de vervoerder, Société Air France, voor een vlucht die meer dan drie uur vertraging opliep. De vertraging werd door de vervoerder toegeschreven aan buitengewone omstandigheden, namelijk een staking van het (brandweer)personeel op de luchthaven te Parijs. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie volgens de Verordening (EG) nr. 261/2004. Echter, de vervoerder kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet konden worden voorkomen, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt op het eerst beschikbare alternatief, maar de passagiers arriveerden 24 uur en 18 minuten later dan oorspronkelijk gepland. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had onderbouwd dat er geen andere mogelijkheden waren voor een alternatieve vlucht die eerder aankwam. Daarom werd het verzoek van de passagiers afgewezen en werden zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De beschikking is gegeven door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11203464 \ CV FORM 24-4840
Uitspraakdatum: 11 december 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1],

2. [verzoeker 2],
3. [verzoeker 3],
4. [verzoeker 4],
allen wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde] (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Société Air France,
gevestigd te Roissy (Frankrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD)
De zaak in het kortDe passagiers hebben van de vervoerder (onder meer) compensatie verzocht voor een meer dan 3 uur vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden, namelijk een staking van het (brandweer)personeel van de luchthaven te Parijs. Het beroep op buitengewone omstandigheden slaagt. Daarnaast heeft de vervoerder alle redelijke maatregelen genomen om de vertraging te beperken. Het verzoek van de passagiers wordt daarom afgewezen.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 5 juni 2024;
  • het antwoordformulier (formulier C) en het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 20 september 2024.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen op 2 juli 2022 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Charles de Gaulle Airport (Parijs, Frankrijk) naar Sir Seewoosagur Ramgoolam International Airport (Mauritius), met de vluchtcombinatie AF1441 en AF470.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht AF1441 van Amsterdam naar Parijs (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 360,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren hun verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,00 per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.3.
Volgens de vervoerder was de vlucht onderdeel van de rotatievlucht Parijs – Amsterdam – Parijs (vluchtnummers AF1440 en AF1441). Deze vluchten zijn volgens de vervoerder met hetzelfde toestel uitgevoerd. Vlucht AF1440 van Parijs naar Amsterdam is met 3 uur en 30 minuten vertraging uitgevoerd door een staking van het (brandweer)personeel van de luchthaven in Parijs, waardoor delen van de luchthaven werden gesloten. Deze vertraging werkt door op de vlucht in kwestie. De vlucht in kwestie is met 2 uur en 51 minuten vertraging aangekomen in Parijs, aldus de vervoerder.
4.4.
Het verweer van de vervoerder slaagt. Hij heeft voldoende onderbouwd dat hij als gevolg van de staking geen andere keuze had dan de vluchtschema’s van die dag aan te passen. Het gedeeltelijk sluiten van de luchthaven is een beslissing van de luchtverkeersleiding en niet inherent aan de normale uitoefening van de activiteiten van een vervoerder. Ook kon hij geen invloed uitoefenen op de beperkingen. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de vertraging van vlucht AF1440 het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft eveneens voldoende onderbouwd dat deze vertraging doorwerkt op de vlucht in kwestie. Daarmee is de gehele vertraging van de vlucht het gevolg van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
4.5.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De vervoerder stelt in dit verband dat hij de vertraging niet kon voorkomen, maar de passagiers heeft omgeboekt op het eerst beschikbare alternatief. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een ‘Rebooking tool’ die zoekt naar de snelste alternatieven, ook bij andere luchtvaartmaatschappijen. Om deze reden zijn de passagiers omgeboekt via een andere route en gedeeltelijk aan boord van vluchten van een andere luchtvaartmaatschappij, aldus de vervoerder. De passagiers betwisten dit en voeren aan dat zij met een vertraging van meer dan 24 uur op de eindbestemming zijn aangekomen.
4.6.
Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien de passagiers met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomen dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Het is aan de vervoerder om in een dergelijk geval voldoende aannemelijk te maken dat er geen enkele andere mogelijkheid voor een alternatieve vlucht bestond die op een minder laat tijdstip aankwam.
4.7.
Vast staat dat de passagiers zijn omgeboekt naar een vlucht waarmee zij 24 uur en 18 minuten later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen. De vervoerder heeft echter voldoende onderbouwd dat er geen andere mogelijkheid bestond voor een alternatieve vlucht die eerder aankwam dan het aangeboden alternatief. De passagiers hebben in dit verband ook niets anders aangevoerd. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer of anders had kunnen nemen. Het verzoek van de passagiers zal daarom worden afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover de vervoerder daadwerkelijk nakosten zal maken, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de kosten van betekening van deze beschikking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 238,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 119,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de kosten van betekening van deze beschikking;
5.3.
verklaart deze beschikking – voor wat de proceskosten betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open