ECLI:NL:RBNHO:2024:13484

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
15.232520.24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van alle rechtsvervolging wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte in meerdere strafzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 december 2024 uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de bewezen feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was, zoals geconcludeerd in een psychiatrisch rapport van psychiater prof. dr. D.J. Vinkers. Dit rapport stelde vast dat de verdachte leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, wat leidde tot verstoord realiteitsbesef en een psychotisch toestandsbeeld. De rechtbank oordeelde dat de conclusies van het rapport niet alleen van toepassing waren op de feiten in zaak A, maar ook op de feiten in de zaken B en C. Hierdoor kon de verdachte niet strafbaar worden gesteld voor de bewezen feiten, en werd hij ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een maatregel op te leggen, aangezien de verdachte inmiddels onder een zorgmachtiging valt en in behandeling is bij GGZ Noord-Holland-Noord. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van feit 2 in zaak C, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De uitspraak is gedaan na een openbare zitting op 9 december 2024, waar de zaken tegen de verdachte waren gevoegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15.232520.24 (A), 15.187824.24 (B) en 15.281568.24 (C)
Uitspraakdatum: 23 december 2024
Tegenspraak
Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 december 2024 in de zaken tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft de zaken, die eerder bij afzonderlijke dagvaardingen zijn aangebracht en in dit vonnis zaak A en zaak B worden genoemd, op de zitting van 30 september 2024 gevoegd. Op de zitting van 9 december 2024 zijn deze gevoegde zaken aangebracht, alsmede een andere bij afzonderlijke dagvaarding aangebrachte zaak, die in dit vonnis zaak C wordt genoemd. De rechtbank heeft op de zitting van 9 december 2024 al deze zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Giuseppini, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. J.S. Dallinga, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
ten aanzien van zaak A
feit 1
op of omstreeks 16 juli 2024 te Schermerhorn, gemeente Alkmaar, een portemonnee en/of een (contant) geldbedrag (van (ongeveer)) vijfhonderdvijfentwintig euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1] bij haar polsen en/of handen te grijpen en/of (hard) aan de rechterhand van die [slachtoffer 1] te trekken en/of onverhoeds met kracht de portemonnee uit de handen van die [slachtoffer 1] te trekken, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val kwam;
feit 2
op of omstreeks 16 juli 2024 te Schermerhorn, gemeente Alkmaar, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
- in een nekklem te leggen en/of
- vervolgens naar de grond te werken en/of
- vervolgens in zijn buik te schoppen;
ten aanzien van zaak B
feit 2
op of omstreeks 8 juni 2024 te Heiloo [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 3]
- dreigend de woorden toe te voegen: “Wil jij een hakenkruis op je voorhoofd of wil je dat ik je twee ogen er uit steek?” en/of “Ik kan je ook gewoon over de balkonrand smijten?”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp [op korte afstand] voor te houden terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag en daarbij een beweging te maken alsof hij verdachte, zijn keel doorsneed daarbij zeggend: “Dit ga ik met jou doen!”;
feit 3
op of omstreeks 8 juni 2024 te Heiloo zijn moeder, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door haar tegen een [dij]been te schoppen/trappen;
ad informandum gevoegd strafbaar feit
feit 1
plaats: Heiloo, gemeente Heiloo
datum en tijd: 8 juni 2024
omschrijving feit: belemmering meerdere ambtenaren op heterdaad (de rechtbank begrijpt: overtreding van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht);
ten aanzien van zaak C
feit 1
op of omstreeks 14 juli 2024 te Uitgeest en/of Castricum, althans in Nederland, [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een bericht te plaatsen in een groepschat, waarin zowel die [slachtoffer 4] als die [slachtoffer 5] zich bevonden, met de tekst “Allen, Mark, Els en Anja worden binnenkort voor het hoofd geschoten”;
feit 2
in of omstreeks de periode van 16 juni 2024 tot en met 15 juli 2024 te Heiloo, althans in Nederland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
die [slachtoffer 3] een of meerdere keren middels een voicemailbericht dreigend de woorden toe te voegen
- “ Ik schiet een kogel door je hoofd” en/of
- “ Hé gore heks ik kom je morgen vermoorden” en/of
- “ Mam, jij bent de volgende. Stort tienduizend euro op mijn rekening of je wordt vermoord”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
die [slachtoffer 3] een bericht te sturen met de tekst “Stort 10.000 euro op mijn rekening binnen 1 uur Ik of je wordt vermoord”.

2.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaken, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle verweten feiten en de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 2 in zaak C. De raadsman heeft zich ten aanzien van de andere verweten feiten in de zaken A, B en C gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, vanwege de bekennende verklaring van de verdachte hierover.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 2 in zaak C
De rechtbank is, overeenkomstig het standpunt van de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich in de periode van 16 juni tot en met 15 juli 2024 via voicemailberichten en een tekstbericht heeft schuldig gemaakt aan de bedreiging van zijn moeder, [slachtoffer 3] . Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende bewijs om tot die conclusie te komen. De verklaring van [slachtoffer 3] vindt namelijk onvoldoende steun in ander bewijs, nu in het dossier een beschrijving van de politie van de belastende berichten ontbreekt. De verklaring van de verdachte, dat hij in de verweten periode vervelende berichten heeft geuit richting zijn moeder, kan naar het oordeel van de rechtbank, anders dan de officier van justitie gesteld heeft, niet worden gezien als een bekentenis van de specifieke verweten gedragingen en is onvoldoende om als ondersteunend bewijs te dienen. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
3.3.2
Bewezenverklaring overige feiten in de zaken A, B en C
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de overige verweten feiten in de zaken A, B en C (namelijk de feiten 1 en 2 in zaak A, de feiten 2 en 3 in zaak B en feit 1 in zaak C), op de hierna onder 3.4 te melden wijze. De bewijsmiddelen die aan de bewezenverklaring van deze feiten ten grondslag liggen, zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van dit vonnis vereist en zullen dan worden opgenomen in een aan dit vonnis te hechten aanvulling.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de verweten feiten in de zaken A, B en C heeft begaan, met uitzondering van feit 2 in zaak C, met dien verstande dat hij:
ten aanzien van zaak A
feit 1
op 16 juli 2024 te Schermerhorn, gemeente Alkmaar, een portemonnee en een contant geldbedrag van € 525,-, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door die [slachtoffer 1] bij haar polsen te grijpen en met kracht de portemonnee uit de handen van die [slachtoffer 1] te trekken, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val kwam;
feit 2
op 16 juli 2024 te Schermerhorn, gemeente Alkmaar, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in een nekklem te leggen, naar de grond te werken en in zijn buik te schoppen;
ten aanzien van zaak B
feit 2
op 8 juni 2024 te Heiloo [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3]
- dreigend de woorden toe te voegen: “Wil jij een hakenkruis op je voorhoofd of wil je dat ik je twee ogen er uit steek?” en/of “Ik kan je ook gewoon over de balkonrand smijten?”, en/of
- een mes op korte afstand voor te houden terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag en daarbij een beweging te maken alsof hij, verdachte, zijn keel doorsneed, daarbij zeggend: “Dit ga ik met jou doen!”;
feit 3
op 8 juni 2024 te Heiloo zijn moeder, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door haar tegen een dijbeen te schoppen;
ten aanzien van zaak C
feit 1
op 14 juli 2024 in Nederland [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door een bericht te plaatsen in een groepschat, waarin zowel die [slachtoffer 4] als die [slachtoffer 5] zich bevonden, met de tekst “Allen, Mark, Els en Anja worden binnenkort voor het hoofd geschoten”.
Wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 in zaak A
diefstal, vergezeld van geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
ten aanzien van feit 2 in zaak A en feit 3 in zaak B
telkens: mishandeling;
ten aanzien van feit 2 in zaak B
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
ten aanzien van feit 1 in zaak C
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan de bewezen verklaarde feiten zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Bij de beantwoording van de vraag of de bewezen feiten aan de verdachte kunnen worden toegerekend, heeft de rechtbank kennisgenomen van het psychiatrisch onderzoeksrapport van 3 oktober 2024 van psychiater prof. dr. D.J. Vinkers, dat is opgemaakt ten aanzien van de verweten feiten in zaak A. De conclusie van de psychiater luidt (kort samengevat) dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, in de vorm van een ongespecificeerde schizofreniespectrum stoornis of andere psychotische stoornis, alsmede een stoornis in het gebruik van cannabis. Deze stoornissen waren ten tijde van de verweten feiten in zaak A bij de verdachte aanwezig. Als gevolg daarvan was hij verward en achterdochtig en was zijn realiteitsbesef verstoord. Voorafgaand en ten tijde van de verweten feiten in zaak A was bij de verdachte sprake van een psychotisch toestandsbeeld met paranoïde wanen en het horen van stemmen. Zijn handelen vloeide voort uit en werd aangestuurd door dit toestandsbeeld en de daaruit voortvloeiende verstoorde realiteitstoetsing. De verdachte was hierdoor niet meer in staat om na te denken over zijn gedrag of dat gedrag te controleren. De psychiater adviseert daarom de feiten in zaak A in het geheel niet aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies van de psychiater over. Hoewel het advies uitsluitend betrekking heeft op de feiten in zaak A, is de rechtbank van oordeel dat de conclusies en het advies ook gelden voor de overige verweten feiten in de zaken B en C, alsmede het, door de verdachte op de zitting erkende, ad informandum gevoegde feit 1 in zaak B. Uit het onderzoeksrapport volgt dat voorafgaand aan de feiten in zaak A, op 16 juli 2024, bij de verdachte al sprake was van een psychotisch toestandsbeeld met wanen en het horen van stemmen. Gelet op de omstandigheden dat de overige verweten feiten kort voor de feiten in zaak A zijn begaan en dat het gaat om soortgelijke feiten gericht tegen familieleden en soortgelijk paranoïde gedrag, dat past bij het door de psychiater geschetste toestandsbeeld, ziet de rechtbank voldoende aanknopingspunten om het advies te betrekken op alle bewezen feiten en ook het ad informandum gevoegde feit. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen feiten in de zaken A, B en C volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. Deze feiten kunnen hem dus niet worden toegerekend. Dat betekent dat de verdachte niet strafbaar is, zodat hij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Gelet op de beslissing dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar wordt geacht, is strafoplegging in deze zaak uitgesloten. De wet biedt wel de mogelijkheid eventueel een maatregel op te leggen. De rechtbank ziet daartoe echter geen aanleiding. De psychiater heeft een behandeltraject in het kader van een zorgmachtiging aangewezen geacht om de kans op recidive te beperken. Daartoe heeft de verdachte zich ten overstaan van zowel de psychiater als de rechtbank bereid verklaard. Omdat op 3 december 2024 een zorgmachtiging is verleend en de verdachte op dit moment in zorg is bij GGZ Noord-Holland-Noord, acht de rechtbank oplegging van een maatregel niet aangewezen. In het geval de verdachte zich onttrekt aan zijn vrijwillige behandeling, is verplichte zorg door middel van de zorgmachtiging alsnog gewaarborgd, alsmede dat de verdachte niet tot vergelijkbare feiten komt.

6.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 2 in zaak C is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de overige verweten feiten in de zaken A, B en C heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde in de zaken A, B en C niet strafbaar en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.M.L. Rogmans, voorzitter,
mrs. H.H.E. Boomgaart en A.K. Korteweg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P.H. Boersma,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 december 2024.