ECLI:NL:RBNHO:2024:1361

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
10399069 \ CV EXPL 23-1567
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Koeweit via Istanbul op 13 mei 2022. Door een vertraging van meer dan drie uur heeft de passagier haar aansluitende vlucht gemist en is zij meer dan drie uur later op de eindbestemming aangekomen. AirHelp heeft de vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen.

De vervoerder betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk ATFM slotrestricties. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat de vertraging volledig het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter concludeert dat, zelfs als de buitengewone omstandigheden niet waren opgetreden, de passagier haar aansluitende vlucht alsnog had gemist. Daarom wordt de vordering van AirHelp toegewezen, en de vervoerder wordt veroordeeld tot betaling van € 600,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de gevorderde wettelijke rente en nakosten toewijsbaar zijn. Het vonnis is uitgesproken op 10 januari 2024 door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10399069 \ CV EXPL 23-1567
Uitspraakdatum: 10 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd Berlijn
eiseres
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 23 februari 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder Airhelp diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Istanbul Havalimani Airport (Turkije) naar Koeweit International Airport (Koeweit) op 13 mei 2022.
2.2.
Vlucht TK1958 van Schiphol naar Amsterdam (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft de aansluitende vlucht naar Koeweit gemist. Zij is omgeboekt naar een alternatieve vlucht, waarmee zij meer dan drie uur later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft haar eventuele vorderingsrecht aan Airhelp overgedragen.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen, zodat de vervoerder in beginsel een compensatieplicht heeft. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
4.3.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen voorkomen.
4.4.
De vervoerder heeft in dat verband aangevoerd dat de vlucht met een vertraging van 82 minuten uit Amsterdam is vertrokken wegens ATFM slotrestricties. Ter onderbouwing hiervan heeft de vervoerder het vluchtrapport en de slothistorie overgelegd. Airhelp stelt daarentegen dat de vervoerder tot tweemaal toe zelf een latere Estimated Off Block Time (EOBT) voor de vlucht heeft doorgegeven. Het schuiven met de EOBT als gevolg waarvan een slot wordt opgelegd kan niet kwalificeren als buitengewone omstandigheid, aldus Airhelp.
4.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit de slothistorie volgt dat het toestel om 10:40 uur UTC, op basis van een geplande vertrektijd van 12:40 uur UTC, een gewijzigde vertrektijd van 13:06 uur UTC opgelegd heeft gekregen. De kantonrechter is van oordeel dat het opleggen van een nieuw slot door de luchtverkeersleiding in beginsel kan worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. De vervoerder heeft vervolgens om 12:52 uur UTC een nieuwe EOBT van 12:50 uur UTC doorgegeven. De kantonrechter begrijpt dat de EOBT het tijdstip is waarop de vervoerder aangeeft klaar te staan voor de uitvoering van de vlucht. Als gevolg daarvan heeft de luchtverkeersleiding de CTOT gewijzigd van 13:06 uur UTC naar (uiteindelijk) 14:14 uur UTC. Het is dan ook aannemelijk dat de vertraging tussen 13:06 uur UTC (de laatste slottijd waarbij de vervoerder heeft aangegeven klaar te staan om 12:40 uur UTC) en 14:14 uur UTC (de uiteindelijke vertrektijd) het gevolg is geweest van de door de vervoerder doorgegeven latere EOBT tijd. Dat het toestel niet eerder klaar stond voor vertrek blijkt eveneens uit het feit dat het toestel pas om 13:45 uur UTC haar deuren gesloten heeft. Met Airhelp is de kantonrechter van oordeel dat ten aanzien van dit deel van de vertraging geen sprake kan zijn van een buitengewone omstandigheid. Dat het vertrek uit Amsterdam vervolgens verder is uitgesteld wegens vertragingscode 81 dan wel 82 is in dit kader van ondergeschikt belang. De vertraging van de vlucht kan derhalve slechts voor de duur van 26 minuten worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid.
4.6.
Nu de vertraging van de vlucht deels door een buitengewone omstandigheid en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagier haar aansluitende vlucht zou hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheid. De passagier is om 20:19 uur lokale tijd aangekomen in Istanbul en de aansluitende vlucht naar Koeweit is om 20:35 uur lokale tijd vertrokken. Zonder de buitengewone omstandigheid van 26 minuten zou de onderhavige vlucht om 19:53 uur lokale tijd te Istanbul zijn gearriveerd. Airhelp stelt dat de minimale overstaptijd op de onderhavige route 60 minuten bedraagt. De vervoerder heeft dit niet betwist. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat, ook indien er geen buitengewone omstandigheden waren opgetreden, de passagier haar aansluitende vlucht had gemist. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming niet het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.7.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
4.10.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Airhelp worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Airhelp van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2022;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Airhelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 125,86;
griffierecht € 322,00;
salaris gemachtigde € 264,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door Airhelp worden gemaakt
;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter