In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Koeweit via Istanbul op 13 mei 2022. Door een vertraging van meer dan drie uur heeft de passagier haar aansluitende vlucht gemist en is zij meer dan drie uur later op de eindbestemming aangekomen. AirHelp heeft de vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen.
De vervoerder betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk ATFM slotrestricties. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat de vertraging volledig het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter concludeert dat, zelfs als de buitengewone omstandigheden niet waren opgetreden, de passagier haar aansluitende vlucht alsnog had gemist. Daarom wordt de vordering van AirHelp toegewezen, en de vervoerder wordt veroordeeld tot betaling van € 600,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de gevorderde wettelijke rente en nakosten toewijsbaar zijn. Het vonnis is uitgesproken op 10 januari 2024 door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.