In deze zaak hebben eisers, wonende te [woonplaats], beroep ingesteld tegen de ongegrondverklaring van hun bezwaar tegen de voldoening van overdrachtsbelasting. De rechtbank Noord-Holland heeft op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer. De eisers hebben op 14 februari 2023 een recht van erfdienstbaarheid gevestigd op een berging en hebben hiervoor een bedrag van € 4.576 aan overdrachtsbelasting voldaan. De inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, heeft het bezwaar van eisers ongegrond verklaard, waarna eisers in beroep zijn gegaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het geschil draait om de vraag of de berging kwalificeert als onderdeel van een woning, waardoor eisers aanspraak zouden kunnen maken op het verlaagde tarief van 2% in plaats van 10,4%. De rechtbank oordeelt dat de berging niet als woning kan worden aangemerkt, omdat deze niet de bouwkenmerken van een woning heeft. De rechtbank wijst erop dat de wetgever heeft bepaald dat het verlaagde tarief alleen van toepassing is op woningen en dat de afzonderlijke verkrijging van een onderdeel van een woning in beginsel niet onder het verlaagde tarief valt. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.