ECLI:NL:RBNHO:2024:13783

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
10263699 \ CV EXPL 23-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens gemiste aansluitende vlucht na vertraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder British Airways Plc. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met de vervoerder voor een reis van Amsterdam via Londen en Miami naar Bogota. Op 6 december 2021 was de vlucht van Londen naar Miami (BA209) vertraagd, waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht naar Bogota miste. De passagier vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder betwistte de vordering en stelde dat het de passagier zelf was die zijn overstap had kunnen halen. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat de passagier zijn overstap had kunnen maken, gezien de vertraging van de aansluitende vlucht en de tijd die de passagier had om naar de gate te gaan. De vordering van de passagier werd afgewezen, en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De kantonrechter benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de passagier was om zich tijdig naar de gate te begeven, en dat het feit dat andere passagiers de overstap wel hadden gehaald, aantoont dat de passagier zelf ook in staat had moeten zijn om dit te doen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10263699 \ CV EXPL 23-24
Uitspraakdatum: 11 december 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: Yource B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte eisers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hem op 6 december 2021 vervoeren van Amsterdam Schiphol via Londen Heathrow (Verenigd Koninkrijk) en Miami (Verenigde Staten) naar Bogota (Colombia), met de vluchtcombinatie BA431, BA209 en AA915.
2.2.
De vlucht van Londen naar Miami (BA209, hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft zijn aansluitende vlucht naar Bogota gemist. Hij is omgeboekt naar een alternatieve vlucht, waarmee hij 23 uur later in Bogota is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.
3.
Het geschil
3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 226,88 dan wel € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagier baseert zijn vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder hem vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,- (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Het meest verstrekkende verweer van de vervoerder is dat het aan de passagier zelf te wijten is dat hij zijn overstap heeft gemist. Hoewel de vervoerder dit verweer eerst bij dupliek naar voren heeft gebracht, heeft de passagier de mogelijkheid gehad om hierop bij akte te reageren. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de passagier zijn overstap had kunnen halen. Op het moment van aankomst van vlucht BA209 moet voor de passagier duidelijk zijn geweest dat de aansluitende vlucht niet volgens schema vertrok, maar met vertraging. De passagier had daardoor feitelijk een overstaptijd van 137 minuten. Het mag van passagier(s) worden verwacht dat zij de aansluiting proberen te halen en zich zo snel mogelijk naar de betreffende gate begeven om zich te melden. Dat het mogelijk was om de aansluitende vlucht te halen, blijkt uit het feit dat vijf andere passagiers van vlucht BA209 wél de overstap op vlucht AA915 hebben gehaald. Dat dit de passagier kennelijk niet gelukt is, dient voor zijn eigen rekening en risico te komen. De vordering wordt daarom afgewezen.
4.3.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat hij ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 270,- aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter