In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder Royal Air Maroc. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam via Casablanca naar Dakhla op 12 december 2022. Door een vertraging van de vlucht van Amsterdam naar Casablanca heeft de passagier haar aansluitende vlucht gemist en is zij 24 uur en 8 minuten later op haar eindbestemming aangekomen. De passagier vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, alsook buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De vervoerder betwistte de vordering en deed geen beroep op buitengewone omstandigheden.
De kantonrechter oordeelde dat de passagier voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij de vervoerder de mogelijkheid had geboden om het geschil buiten rechte op te lossen, waardoor er geen sprake was van rauwelijks dagvaarden. De kantonrechter stelde vast dat de handtekening van de passagier op de volmacht overeenkwam met die op haar paspoort, waardoor Yource B.V. gemachtigd was om de procedure te voeren. De vordering tot betaling van de hoofdsom werd toegewezen, evenals de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, omdat de passagier voldoende had aangetoond dat deze kosten waren gemaakt. De proceskosten werden eveneens toegewezen aan de passagier, aangezien de vervoerder in het ongelijk werd gesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.