ECLI:NL:RBNHO:2024:13790

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
10907699 \ CV EXPL 24-771
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding door passagiers wegens vertraging van vlucht AT681

In deze zaak vorderen de passagiers, die met de vervoerder Royal Air Maroc een vervoersovereenkomst hebben gesloten, schadevergoeding wegens een vertraging van meer dan drie uur op hun vlucht van Amsterdam naar Nador op 9 mei 2023. De passagiers hebben een bedrag van € 1.200,00 aan schadevergoeding geëist, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder heeft de vordering betwist, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de passagiers aan hun stelplicht hebben voldaan door het vluchtnummer en de vluchtdatum te vermelden, evenals de duur van de vertraging. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de handtekeningen van de passagiers op de volmachten overeenkomen met die op hun paspoorten, waardoor de gemachtigde Yource B.V. bevoegd is om de procedure te voeren. De vervoerder heeft geen beroep gedaan op buitengewone omstandigheden, waardoor de vordering tot betaling van de hoofdsom is toegewezen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de passagiers recht hebben op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, die zijn toegewezen op basis van de tarieven uit het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn voor rekening van de vervoerder, die in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10907699 \ CV EXPL 24-771
Uitspraakdatum: 18 december 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: Yource B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Royal Air Maroc
gevestigd te Casablanca (Marokko)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 9 mei 2023 vervoeren van Amsterdam naar Nador (Marokko), met vlucht AT681 (hierna: de vlucht).
2.2.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,- per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de handtekeningen van de passagiers op de volmachten in voldoende mate overeenkomen met de handtekeningen van de passagiers op hun paspoorten. De kantonrechter vindt het dan ook voldoende aannemelijk dat Yource B.V. gemachtigd is om deze procedure namens de passagiers te voeren. Het niet-ontvankelijkheidsverweer van de vervoerder faalt.
4.3.
Voor zover de vervoerder heeft aangevoerd dat de passagiers niet aan de stelplicht hebben voldaan, wordt opgemerkt dat de passagiers in de dagvaarding het vluchtnummer en de vluchtdatum van de litigieuze vlucht hebben genoemd. Daarnaast hebben zij gesteld dat de vlucht met 5 uur en 19 minuten vertraging is uitgevoerd. Daarmee hebben de passagiers aan de stelplicht voldaan. Het feit dat de passagiers bij conclusie van repliek een schermafdruk van Flightera.net in het geding hebben gebracht waaruit blijkt dat de vlucht met 5 uur en
37minuten vertraging in Nador is aangekomen, doet daar niet aan af. Het verweer van de vervoerder is immers niet afhankelijk van de precieze aankomsttijd op de eindbestemming/precieze duur van de vertraging.
4.4.
De vervoerder heeft geen beroep op buitengewone omstandigheden gedaan, zodat de vordering tot betaling van de hoofdsom zal worden toegewezen.
4.5.
De vordering tot compensatie betreft een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade als bedoeld in artikel 6:74 lid 1 BW. Deze schade is gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente is daarom toewijsbaar vanaf de vluchtdatum.
4.6.
Resteert de vraag of de vervoerder rauwelijks is gedagvaard. De kantonrechter stelt voorop dat het indienen van een buitengerechtelijk verzoek tot compensatie in beginsel vormvrij is. De passagiers hebben bij conclusie van repliek meerdere e-mails/brieven van hun gemachtigde aan het hoofdkantoor van de vervoerder in het geding gebracht. Hoewel deze aanmaningen betrekking hebben op ruim 70 verschillende zaken/claims, heeft de gemachtigde van de passagiers (in ieder geval in de e-mail van 16 november 2023) een linkje opgenomen naar alle benodigde documenten [1] van alle individuele reizigers. In ieder geval deze aanmaning is daarmee voldoende geconcretiseerd. De passagiers hebben vervolgens (zowel vóór als na dagvaarding) meerdere reminders aan de vervoerder verstuurd. De kantonrechter is van oordeel dat de passagiers daarmee voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij de vervoerder de mogelijkheid hebben geboden om het geschil buiten rechte op te lossen. Van rauwelijks dagvaarden is dan ook geen sprake.
4.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht. Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief (inclusief btw), zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.417,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 9 mei 2023, en over € 217,80 vanaf 11 januari 2024 tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 135,97;
griffierecht € 218,00;
salaris gemachtigde € 408,00;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 102,- aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Identificatie, boekingsbescheiden en volmachten.