In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, eiseres, een vordering ingesteld tegen Royal Air Maroc, gedaagde, naar aanleiding van de annulering van vlucht AT1681 op 28 juli 2022 van Amsterdam naar Nador. De passagier, die een vervoersovereenkomst had met de vervoerder, werd omgeboekt en arriveerde uiteindelijk op 31 juli 2022 op de bestemming. AirHelp vordert een schadevergoeding van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij annulering van een vlucht. De vervoerder betwist de vordering en stelt dat de annulering het gevolg was van een capaciteitsreductie door personeelstekorten op de luchthaven Schiphol.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen en dat de handtekening op de akte van cessie overeenkomt met die van de passagier, waardoor AirHelp ontvankelijk is in haar vordering. De rechter oordeelt dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een capaciteitsreductie. AirHelp heeft niet aangetoond dat de vervoerder in redelijkheid niet tot annulering had kunnen besluiten. Daarom wordt de vordering van AirHelp afgewezen en wordt zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder.
Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 18 december 2024, tijdens een openbare terechtzitting.