In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, heeft eiser, H.O.D.N. [naam 2], een vordering ingesteld tegen gedaagde, H.O.D.N. [naam 3], wegens het onterecht inhouden van € 500,00 op een factuur. Eiser stelt dat er een overeenkomst is gesloten voor het uitvoeren van vervoerswerkzaamheden, waarvoor gedaagde ten onrechte een bedrag heeft ingehouden. Gedaagde betwist de vordering en voert aan dat er een mondelinge afspraak is gemaakt over een commissie van 20%, die door eiser zou moeten worden betaald. Deze afspraak is door eiser betwist.
De Kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde afspraak. Gedaagde heeft een WhatsApp-bericht overgelegd waarin de commissie wordt genoemd, maar dit bewijs is niet overtuigend genoeg om de claim van eiser te weerleggen. De rechter concludeert dat gedaagde niet heeft aangetoond dat de ingehouden commissie gerechtvaardigd was en wijst de vordering van eiser toe. Eiser krijgt het bedrag van € 596,64 toegewezen, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten.
Daarnaast is gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 671,89. De rechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde het bedrag onmiddellijk moet betalen, ook al kan hij in hoger beroep gaan. Dit vonnis is uitgesproken op 18 december 2024.