ECLI:NL:RBNHO:2024:13963

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
341712
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door verzakkingen in betonvloer aangelegd door aannemer

In deze civiele zaak heeft eiser, wonende in [woonplaats], de B.V. BETONVLOEREN OBDAM B.V. aangeklaagd wegens schade aan de betonvloer die door de B.V. is aangelegd aan de voor- en achterkant van zijn woning. Eiser heeft in 2016 een overeenkomst gesloten met de B.V. voor het aanleggen van een betonvloer. Na de aanleg zijn er al snel scheuren ontstaan en is de vloer gaan verzakken, wat heeft geleid tot verdere schade. Eiser stelt de B.V. aansprakelijk voor deze schade en vordert schadevergoeding. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzakkingen en de daaruit voortvloeiende schade voor risico van de B.V. komen, en heeft de B.V. veroordeeld tot schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de B.V. tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst, omdat zij had moeten onderzoeken of de ondergrond geschikt was voor het aanleggen van de betonvloer. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 22.220,65 inclusief btw, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/341712 / HA ZA 23-384
Vonnis van 27 maart 2024
in de zaak van
[eiser],
die woont in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. C.A. Gentile Martin, kantoorhoudende in Haarlem,
tegen
[de B.V.] BETONVLOEREN OBDAM B.V.,
te Obdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [de B.V.] ,
advocaat: mr. F.P. Klaver, kantoorhoudende in Alkmaar.
De zaak in het kort
[eiser] heeft aan de voor- en achterkant van zijn woning door [de B.V.] een betonvloer laten aanleggen. Al vrij snel na het plaatsen ontstonden er scheuren in de betonvloer. Inmiddels is gebleken dat de betonvloer verzakt. Hierdoor is deze schuin komen te liggen waardoor er op meerdere plaatsen scheuren zijn ontstaan. [eiser] stelt [de B.V.] aansprakelijk voor de ontstane schade en vordert schadevergoeding. De rechtbank is van oordeel dat de verzakkingen van de betonvloer, en de schade die daarvan het gevolg is, voor risico van [de B.V.] komen en veroordeelt [de B.V.] tot vergoeding van de schade.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 juli 2023 met bijlagen 1 tot en met 23;
- de conclusie van antwoord met bijlagen 1 en 2;
- het tussenvonnis van 11 oktober 2023;
- de akte overlegging producties van de kant van [de B.V.] met bijlage 3;
- de akte naar aanleiding van het tussenvonnis van de kant van [eiser] met bijlage 24;
- de gerechtelijke plaatsopneming (descente) en aansluitend de mondelinge behandeling op 14 februari 2024. Daar is aan de kant van eisende partij [eiser] in persoon verschenen, vergezeld door mr. Gentile Martin voornoemd. Aan de kant van gedaagde partij is de heer [directeur] namens [de B.V.] verschenen, vergezeld door mr. Klaver voornoemd. Van de descente is een proces-verbaal opgemaakt. De griffier heeft van de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[de B.V.] is een bedrijf dat zich onder andere bezighoudt met het storten van betonvloeren. In 2016 hebben [eiser] een [de B.V.] een overeenkomst gesloten die kortgezegd inhield dat [de B.V.] een betonvloer zou aanbrengen in de tuin aan de voor- en achterkant van de woning van [eiser] . De werkzaamheden zijn uitgevoerd in de week van 25 juli 2016.
2.2.
Voor het aanbrengen van de betonvloer moesten er eerst voorbereidende werkzaamheden worden uitgevoerd aan de tuin. Het bedrijf Donker & Wit Tuintechniek heeft in opdracht van [eiser] onder andere een nieuwe beschoeiing geplaatst en grond- en zandwerkzaamheden verricht. In de offerte van Donker & Wit van 4 mei 2016 staat dat de grond- en zandwerkzaamheden onder andere “
Beton voorzien van fundering bestaande uit worteldoek, 20-25 cm menggranulaat en 5-10 cm zand” omvatten.
2.3.
In juni 2017 heeft [eiser] opgemerkt dat de betonvloer verzakt en dat er scheuren ontstaan. [eiser] heeft [de B.V.] hierover bericht. [de B.V.] heeft [eiser] geadviseerd om even af te wachten en te bezien hoe de verzakkingen zich zouden ontwikkelen. In oktober 2017 en juni 2018 heeft [eiser] opnieuw contact gezocht met [de B.V.] over de verzakkingen en scheuren. Op 2 oktober 2018 is [de B.V.] bij [eiser] thuis langs geweest om de situatie te bekijken. Op 5 december is [de B.V.] nogmaals langs geweest, ditmaal samen met Donker & Wit Tuintechniek.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat en na wijzing van eis ter zitting – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. de verbintenis tot nakoming omzet in een tot vervangende schadevergoeding;
II. [de B.V.] veroordeelt om de herstelkosten van € 41.509,42 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente;
III. [de B.V.] veroordeelt om een bedrag van € 2.283,02 aan kosten te betalen in verband met de kostenstijging binnen de bouwnijverheid sector; vermeerderd met de wettelijke rente;
IV. [de B.V.] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke (incasso)kosten van € 1.440,01, vermeerderd met de wettelijke rente;
V. [de B.V.] veroordeelt tot betaling van de proceskosten, inclusief de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Aan deze vorderingen legt [eiser] het volgende ten grondslag.
[eiser] en [de B.V.] hebben in 2016 een overeenkomst gesloten, die inhield dat [de B.V.] een betonvloer zou aanleggen rondom de woning van [eiser] . [de B.V.] is deze overeenkomst niet deugdelijk nagekomen. De betonvloer bleek enkele maanden na het aanleggen te verzakken, waardoor er scheuren in de vloer zijn ontstaan en de vloer is losgekomen van de gevel. [de B.V.] is een specialist op het gebied van het aanleggen van betonvloeren. Zij weet dan wel behoort te weten dat voor het aanleggen van een deugdelijke betonvloer een ondergrond met voldoende draagkracht noodzakelijk is. Als professional had [de B.V.] een zorgplicht tegenover [eiser] . Voor het aanleggen van de betonvloer had [de B.V.] moeten onderzoeken of de ondergrond zoals die aanwezig was geschikt was. Dit heeft [de B.V.] nagelaten. De werkzaamheden aan de ondergrond zijn weliswaar uitgevoerd door Donker & Wit, maar dat bedrijf heeft daarover overleg gevoerd met [de B.V.] . Ten slotte had [de B.V.] een waarschuwingsplicht. Op zijn minst had [de B.V.] [eiser] ervan bewust moeten maken dat er twijfel zou kunnen bestaan over de geschiktheid van de ondergrond en had [de B.V.] moeten aangeven dat naar de geschiktheid onderzoek verricht kon worden. Dit heeft [de B.V.] nagelaten.
De schade die het gevolg is van de ondeugdelijke nakoming van de overeenkomst moet daarom door [de B.V.] worden vergoed.
3.3.
[de B.V.] voert verweer.
De overeenkomst tussen [de B.V.] en [eiser] zag op het aanbrengen van een betonvloer. [de B.V.] heeft deze betonvloer conform de overeenkomst aangebracht. De scheuren die later in de vloer zijn ontstaan, zijn het gevolg van het verzakken van de ondergrond ten opzichte van de fundering van de woning. De voorbereidende werkzaamheden aan de ondergrond zijn in opdracht van [eiser] verricht door Donker & Wit, een professioneel bedrijf. [de B.V.] mocht er op vertrouwen dat die werkzaamheden correct waren uitgevoerd. Op [de B.V.] rustte geen verplichting om onderzoek te doen naar de geschiktheid van de ondergrond. De werkzaamheden aan de ondergrond zijn niet in overleg met [de B.V.] uitgevoerd. [de B.V.] kan niet aansprakelijk zijn voor schade die het gevolg is van de verzakkende ondergrond.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Voorlopig oordeel en wijziging eis ter zitting
4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank een voorlopig oordeel gegeven. Daarbij is partijen in het vooruitzicht gesteld dat de benoeming van een neutrale deskundige in de rede lag. De bij dagvaarding ingestelde primaire vordering zag namelijk op het veroordelen van [de B.V.] tot het uitvoeren van herstelwerkzaamheden. Het oordeel van een deskundige leek de rechtbank nodig om over deze primaire vordering tot herstel te kunnen beslissen. Daarbij zou met name de vraag aan de orde moeten komen of er inmiddels een stabiele situatie is ontstaan, of – de grote zorg van [eiser] – dat de verzakkingen nog steeds doorgaan. Als de verzakkingen nog steeds doorgaan, is het namelijk maar zeer de vraag of er al herstel kan plaatsvinden en zo niet, op welke termijn dat dan wel mogelijk zou zijn.
4.2.
Na overleg met zijn cliënt heeft de advocaat van [eiser] de primaire vordering tot herstel ingetrokken. [de B.V.] is hiermee akkoord gegaan. Dit betekent dat de rechtbank nu dient te beslissen over de vordering tot vervangende schadevergoeding. Daarvoor is vooralsnog de benoeming van een deskundige niet nodig.
Verzakkingen en scheuren
4.3.
Het staat namelijk vast
dater sprake is van verzakkingen. Als gevolg van de verzakkingen is de betonvloer zowel aan de voor- als aan de achterzijde van de woning op bepaalde plaatsen gaan scheuren. Dit heeft de rechtbank ter plaatse ook met partijen geconstateerd. Met name aan de achterkant van de woning is de betonvloer aan de tuinzijde meer verzakt, zodat de hele betonvloer meer schuin afloopt naar de tuin. Bovendien is de betonvloer aan zowel de voor- als achterkant van de woning door de verzakkingen meerdere centimeters los gekomen van de gevel.
Niet is vastgesteld of de door Donker & Wit aangebrachte ondergrond de oorzaak van de verzakkingen is, of dat de bodemlaag daaronder de verzakkingen veroorzaakt. In de verhouding tussen [eiser] en [de B.V.] is dit echter niet van belang is.
4.4.
[eiser] en [de B.V.] hebben namelijk een overeenkomst gesloten die inhield dat [de B.V.] een betonvloer zou aanbrengen rondom de woning van [eiser] . [de B.V.] is een professional en heeft een ruime ervaring met het aanbrengen van betonvloeren. [eiser] mocht er van uit gaan dat [de B.V.] een deugdelijke betonvloer zou afleveren. Gezien de onder randnummer 4.3 omschreven situatie, voldoet de huidige betonvloer niet aan de verwachtingen die [eiser] van de vloer mocht hebben. Als deskundige wist dan wel behoorde [de B.V.] te weten dat een deugdelijke betonvloer alleen aangebracht kan worden op een daartoe geschikte ondergrond. Het lag daarom op de weg van [de B.V.] om na te gaan of de door Donker & Wit aangebrachte ondergrond en de bodemlaag daaronder geschikt waren voor het aanleggen van een betonvloer. Gebleken is dat dat niet het geval is. De rechtbank is van oordeel dat [de B.V.] hierdoor is tekortgeschoten in de uitvoering van de gesloten overeenkomst en daarom aansprakelijk is voor de door [eiser] als gevolg van de verzakkingen geleden schade. Of [de B.V.] de aansprakelijkheid kan delen met of afwentelen op Donker & Wit kan in deze procedure niet beoordeeld worden.
Schade
4.5.
Vervolgens zal de omvang van de schade moeten worden vastgesteld. [eiser] moet daarbij in dezelfde positie worden gebracht als waarin hij verkeerde voordat de betonvloer werd aangebracht. Dit betekent dat de kosten voor het aanleggen van de huidige betonvloer en de kosten voor het verwijderen van de huidige vloer door [de B.V.] vergoed moeten worden. Door [eiser] worden op basis van het rapport van Dekra ook de kosten gevorderd voor het opnieuw aanbrengen en bewerken van de ondergrond en het storten en afwerken van een nieuwe betonvloer. Deze kosten zijn echter niet aan te merken als schade. Bij het vaststellen van de schade moet de situatie na de schadeveroorzakende handeling worden vergeleken met de situatie daarvoor. Voor het sluiten van de overeenkomst en het aanbrengen van de huidige betonvloer door [de B.V.] had [eiser] geen andere, wel deugdelijke terreinverharding. Het aanleggen van een nieuwe betonvloer valt daarom niet onder de schade die [de B.V.] aan [eiser] moet vergoeden. De rechtbank zal de door [de B.V.] gevorderde schadevergoeding daarom gedeeltelijk toewijzen. [eiser] mag zelf beslissen waar hij de toegewezen schadevergoeding voor gebruikt.
Schadeomvang
4.6.
Op 13 juni 2016 heeft [de B.V.] aan [eiser] een herziene offerte verzonden. De totale kosten voor de werkzaamheden bedroegen op basis van deze offerte € 9.231,- exclusief btw. Op 3 oktober 2016 heeft [de B.V.] aan [eiser] een e-mailbericht verzonden over kosten voor meerwerk van € 400,- exclusief btw. In totaal heeft [eiser] € 11.653,51 inclusief 21% btw betaald voor de werkzaamheden. Deze kosten moeten door [de B.V.] worden terugbetaald dan wel vergoed.
4.7.
Uit het door [eiser] overgelegde rapport van Dekra van juni 2022 volgt dat de kosten voor het slopen van het beton en het daarna afvoeren van het puin op dat moment € 10.016,25 inclusief btw bedroegen. De afgelopen jaren zijn de prijzen in de bouw echter gestegen. Uit de door [eiser] overgelegde inputprijsindex bouwkosten van het CBS begrijpt de rechtbank dat het CBS heeft vastgesteld dat de prijzen tussen juni 2022 en maart 2023 met 5,5% zijn gestegen. Met dit percentage kunnen ook de kosten voor het slopen van het beton en het afvoeren van het puin geïndexeerd te worden. De kosten komen na indexatie uit op een bedrag van € 10.567,14 inclusief btw. Deze kosten moeten door [de B.V.] worden vergoed.
4.8.
Over beide bedragen is [de B.V.] de wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag van de dagvaarding tot aan het moment van volledige betaling.
Andere schade en buitengerechtelijke (incasso)kosten
4.9.
Het bestaan van andere schade is door [eiser] niet gesteld. Wel heeft [eiser] aanspraak gemaakt op vergoeding van de buitengerechtelijke (incasso)kosten. [eiser] wordt bijgestaan uit hoofde van een rechtsbijstandsverzekering. De kosten daarvan komen niet voor vergoeding in aanmerking als buitengerechtelijke (incasso)kosten. De eigen tijd die [eiser] in zijn zaak heeft gestoken valt niet onder de buitengerechtelijke (incasso)kosten en komt daarom ook niet voor vergoeding in aanmerking.
Algemene voorwaarden
4.10.
[de B.V.] stelt dat haar Algemene Voorwaarden op de overeenkomst met [eiser] van toepassing zijn verklaard. Op grond van artikel 13.2 van die voorwaarden zou enige aansprakelijkheid van [de B.V.] worden beperkt tot de contractsom exclusief btw, met een maximum van € 10.000,-. Volgens [de B.V.] is het sluiten van de overeenkomst en het uitbrengen van de offertes vrij informeel gegaan, maar is er wel verwezen naar de website van [de B.V.] . Daarop zijn de Algemene Voorwaarden te vinden. In ieder geval is op de meerwerkfactuur duidelijk verwezen naar de Algemene Voorwaarden. [eiser] was dus met deze voorwaarden bekend en de voorwaarden zijn daarmee van toepassing op de overeenkomst.
4.11.
[eiser] stelt dat de Algemene Voorwaarden voor of bij het sluiten van een overeenkomst ter hand gesteld moeten worden. Dat is niet gebeurd. [de B.V.] heeft de Algemene Voorwaarden pas ter hand gesteld bij de meerwerkfactuur van 6 oktober 2016, dus nadat de werkzaamheden waren uitgevoerd. [eiser] verzoekt de rechtbank daarom de Algemene Voorwaarden te vernietigen.
4.12.
De rechtbank overweegt dat een overeenkomst tot stand komt door aanbod en aanvaarding. [eiser] stelt dat er pas op de meerwerkfactuur voor het eerst is verwezen naar de Algemene Voorwaarden. Daarvoor is er volgens [eiser] door [de B.V.] niet over gesproken. Uit de stukken die [de B.V.] overgelegd heeft en de verklaringen van [de B.V.] ter zitting blijkt voor de rechtbank niets waaruit kan worden opgemaakt dat er wel eerder over de Algemene Voorwaarden is gesproken. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat de Algemene Voorwaarden niet van toepassing zijn op de overeenkomst. [de B.V.] heeft nooit aangegeven dat hij wilde dat de Algemene Voorwaarden op de overeenkomst van toepassing zouden zijn. De Algemene Voorwaarden maakten daarom geen deel uit van het aanbod van [de B.V.] aan [eiser] tot het sluiten van een overeenkomst. Van aanvaarding van de toepasselijkheid van de voorwaarden door [eiser] kan dan in ieder geval geen sprake zijn.
Nu de Algemene Voorwaarden niet van toepassing zijn, wordt de aansprakelijkheid van [de B.V.] niet beperkt tot de contractsom exclusief btw dan wel een bedrag van € 10.000,-.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat ook als de Algemene Voorwaarden wel van toepassing zouden zijn geweest, het beding van artikel 13.2 van de Algemene Voorwaarden op grond van artikel 6:233, aanhef en onder b vernietigbaar was.
Conclusie
4.13.
De door [eiser] gevorderde schadevergoeding zal gedeeltelijk worden toegewezen. [de B.V.] wordt door de rechtbank veroordeeld tot het vergoeden van de schade die [eiser] lijdt als gevolg van de verzakkingen van de betonvloer. Die schade bedraagt in totaal € 22.220,65 inclusief btw. Over dit bedrag is [de B.V.] de wettelijke rente verschuldigd.
Proceskosten
4.14.
Beide partijen zijn over en weer gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. In de hoogte van de ingestelde vordering en het toe te wijzen bedrag ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [de B.V.] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 22.220,65, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 6 juli 2023 tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken door mr. A.C. Haverkate op 27 maart 2024.