ECLI:NL:RBNHO:2024:13975

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
10913532 \ CV FORM 24-798
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en de redelijke maatregelen van de vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers compensatie aangevraagd van de vervoerder, EasyJet Europe Airline GmbH, vanwege een geannuleerde vlucht van Hurghada naar Amsterdam op 19 februari 2022. De vervoerder stelde dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen had genomen. De passagiers waren omgeboekt naar een alternatieve vlucht meer dan 24 uur later, zonder dat de vervoerder had onderbouwd dat er geen eerdere alternatieve vlucht beschikbaar was. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder de passagiers moest compenseren, ondanks het beroep op buitengewone omstandigheden. De passagiers vorderden een totaalbedrag van € 4.800,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter wees de buitengerechtelijke incassokosten af, maar kende de proceskosten toe aan de passagiers. De beslissing werd op 18 december 2024 genomen en er staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10913532 \ CV FORM 24-798
Uitspraakdatum: 18 december 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1]

2. [verzoeker 2]beiden wonende te [plaats 1]

3. [verzoeker 3]

4. [verzoeker 4]

beiden wonende te [plaats 2]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. L.G.M. van Kuilenburg (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
EasyJet Europe Airline GmbH
gevestigd te Wenen, Oostenrijk
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)
De zaak in het kort
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht vanwege een geannuleerde vlucht. De vervoerder stelt dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder echter niet alle redelijke maatregelen heeft genomen omdat hij de passagiers heeft omgeboekt naar een alternatieve vlucht van meer dan 24 uur later en niet heeft onderbouwd dat er geen andere mogelijkheid was. Daarom wordt het verzoek van de passagiers toegewezen.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 2 februari 2024;
  • het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 21 oktober 2024.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 19 februari 2022 vervoeren van Hurghada Airport, Egypte, naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht EC7935 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben de eventuele vorderingen van hun minderjarige kinderen aan zichzelf overgedragen.
2.4.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.5.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 4.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2022 tot aan de dag van de betaling;
- € 605,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,00 per passagier. [1] Het verzochte bedrag is inclusief de vorderingen van de (in totaal) vier minderjarige kinderen die de passagiers aan zichzelf hebben overgedragen.
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Voor zover de vervoerder heeft gesteld dat de kinderen van de passagiers niet-ontvankelijk verklaard zouden moeten worden, gaat de kantonrechter hieraan voorbij. De passagiers hebben de vordering immers alleen namens zichzelf ingesteld. Ook heeft de vervoerder niet betwist dat de passagiers de eventuele vorderingen van hun minderjarige kinderen (geldig) aan zichzelf hebben overgedragen, zodat dit vast staat.
4.3.
Eveneens staat vast dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [2]
4.4.
De vervoerder heeft een beroep op buitengewone omstandigheden gedaan, zoals hiervoor bedoeld. De kantonrechter overweegt dat, ongeacht of de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, de vervoerder onvoldoende heeft onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te voorkomen of te beperken. Het Hof heeft namelijk geoordeeld dat het in beginsel geen redelijke maatregel is als een passagier een dag later dan gepland aankomt met een alternatieve vlucht die door de vervoerder zelf werd uitgevoerd. Het is in dat geval aan de vervoerder om te onderbouwen dat er geen andere mogelijkheid bestond voor een eerdere alternatieve vlucht die door hemzelf of door een andere luchtvaartmaatschappij werd uitgevoerd. [3]
4.5.
Als onbetwist staat vast dat de passagiers zijn omgeboekt naar vlucht EC9935 op 20 februari 2022, waarmee zij met een vertraging van ruim 25 uur op de eindbestemming zijn aangekomen. Weliswaar stelt de vervoerder dat niet al zijn vliegtuigen en bemanning beschikbaar waren, maar hij heeft niet gesteld en toegelicht dat er geen eerdere alternatieve vluchten van hemzelf of van andere luchtvaartmaatschappijen beschikbaar waren. Dit had wel op zijn weg gelegen. Daarom heeft de vervoerder onvoldoende onderbouwd dat de alternatieve vlucht een redelijke maatregel was.
4.6.
Dit betekent dat ook als de annulering het gevolg zou zijn geweest van buitengewone omstandigheden, de vervoerder de passagiers moet compenseren. Daarom zal de door de passagiers verzochte hoofdsom worden toegewezen. De over de hoofdsom verzochte wettelijke rente is als onbetwist toewijsbaar.
4.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. De vervoerder heeft dit verzoek gemotiveerd betwist. Hij voert aan dat slechts een van de door de passagiers overgelegde aanmaningsbrieven aan hem was geadresseerd. De overige waren aan andere rechtspersonen geadresseerd, aldus de vervoerder.
4.8.
Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben tegenover de gemotiveerde betwisting van de vervoerder onvoldoende onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Daarom zullen de door de passagiers verzochte buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.
4.10.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421 van 16 december 2015, aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissingDe kantonrechter:

5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 4.800,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 19 februari 2022 tot aan de dag van de betaling daarvan;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 248,00 aan griffierecht en € 339,00 aan salaris gemachtigde,
en veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 135,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Kleij, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.HvJEU 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460.