ECLI:NL:RBNHO:2024:13979

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
6590420 \ CV EXPL 18-338
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers bij vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak vorderen passagiers compensatie van de vervoerder, Easyjet Airline Company, vanwege een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Luton naar Amsterdam op 10 februari 2017. De vervoerder stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk het wachten op het ijsvrij maken van het toestel. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die niet konden worden voorkomen, en dat de vorderingen van de passagiers daarom worden afgewezen. De kantonrechter stelt vast dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen en dat de vervoerder niet gehouden is om een bepaalde omdraaitijd aan te houden. De passagiers worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6590420 \ CV EXPL 18-338
Uitspraakdatum: 18 december 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1]

2. [eiser 2]wonende te [plaats 2]
3. [eiser 3]pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van zijn minderjarige kind
[minderjarige], beiden wonende te [plaats 3]
4. [eiser 4]wonende te [plaats 4]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de buitenlandse vennootschap
Easyjet Airline Company
gevestigd te Cardiff, Verenigd Koninkrijk
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)
De zaak in het kort
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd vanwege een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De vervoerder stelt dat de vertraging het gevolg was van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden, namelijk het (wachten op het) ijsvrij maken van het toestel. Het betoog van de vervoerder slaagt en de vorderingen van de passagiers worden afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte eisers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 10 februari 2017 vervoeren van Luton Airport, Londen, Verenigd Koninkrijk, naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht U2 2161 dan wel EZY2161 (hierna: de vlucht).
2.2.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 februari 2017, althans vanaf de datum van ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van de betekening van de dagvaarding tot aan de dag van de gehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,00 per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij stelt dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.3.
Volgens de vervoerder was de vlucht onderdeel van de rotatievlucht Londen – Keflavik (IJsland) – Londen – Amsterdam – Londen – Amsterdam (vluchtnummers EZY2295, EZY2296, EZY2159, EZY2160 en EZY2161). Op de datum van de vlucht was er in Londen sprake van lage temperaturen en een hoge luchtvochtigheid. Dit betekende dat de vliegtuigen ijsvrij gemaakt moesten worden (‘de-icing’). Doordat de de-icingdiensten de hoeveelheid toestellen niet aankonden, moest vlucht EZY2295 van Londen naar Keflavik wachten op het ijsvrij maken. Dit heeft een vertraging van 53 minuten opgeleverd, aldus de vervoerder. Deze vertraging werkte door op de vlucht EZY2296 van Keflavik naar Londen. Omdat er sprake was van vertragingen op Londen, liep de vertraging van vlucht EZY2296 verder op. De luchtverkeersleiding legde beperkingen op aan vlucht EZY2296. Uiteindelijk is deze met 1 uur en 56 minuten vertraging uitgevoerd.
4.4.
Deze vertraging werkte door op vlucht EZY2159 van Londen naar Amsterdam en vlucht EZY2160 van Amsterdam naar Londen. Deze vertraging werkte weer door op de vlucht in kwestie. Vanwege deze vertraging liep de bemanning ‘uit de uren’. Dit betekent dat zij de oorspronkelijke planning niet meer uit konden voeren. Er werd een nieuwe bemanning ingezet. De vertrekvertraging van de vlucht in kwestie is vervolgens met nog eens ruim drie uur opgelopen door de weersomstandigheden en de problemen met het ijsvrij maken. Uiteindelijk is de vlucht in kwestie met 4 uur en 58 minuten vertraging uitgevoerd, aldus de vervoerder.
4.5.
De passagiers betwisten dit. Zij erkennen dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van vertraging bij de de-icingfaciliteiten, maar onder verwijzing naar eerdere vonnissen voeren zij aan dat dit inherent is aan de bedrijfsuitvoering van een luchtvaartmaatschappij. Ook het uit de uren lopen van de bemanning is een operationeel probleem, aldus de passagiers.
4.6.
De kantonrechter overweegt dat de passagiers in de conclusie van repliek hebben erkend dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van de vertraging bij het ijsvrij maken van het toestel, zodat dit vast staat. Weliswaar is het uit de uren lopen van de bemanning in beginsel een operationeel probleem, maar dit kan anders zijn door bijkomende omstandigheden. In dit geval heeft de vervoerder voldoende onderbouwd dat het uit de uren lopen van de bemanning veroorzaakt werd door de vertraging vanwege het ijsvrij maken van het toestel. Hij heeft daarbij niet gesteld dat het uit de uren lopen van de bemanning aanvullende vertraging heeft opgeleverd. Daarom moet worden beoordeeld of het (wachten op) het ijsvrij maken van het toestel een buitengewone omstandigheid is.
4.7.
De passagiers hebben de kantonrechter verzocht prejudiciële vragen te stellen over de vraag of (het wachten op) het ijsvrij maken een buitengewone omstandigheid is. De kantonrechter overweegt dat de hoogste nationale rechter van de EU-lidstaten verplicht om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof indien een vraag over de uitleg van Unierecht wordt opgeworpen (artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)). Hierop geldt een uitzondering als de nationale rechter vaststelt dat de opgeworpen vraag niet relevant is voor de beslechting van het geschil of dat de betreffende bepaling van het Unierecht door het Hof reeds is uitgelegd of dat de juiste toepassing van het Unierecht zo voor de hand ligt dat redelijkerwijze geen ruimte voor twijfel kan bestaan. Hierin ligt besloten dat de kantonrechter slechts prejudiciële vragen dient te stellen aan het Hof als de kantonrechter zelf zonder uitleg van het Hof niet tot een beslissing kan komen. In deze zaak ziet de kantonrechter geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen.
4.8.
Anders dan in de eerdere uitspraken waar de passagiers naar verwijzen, oordeelt de kantonrechter dat zowel het wachten op de de-icingprocedure als de de-icingprocedure zelf kunnen worden aangemerkt als buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft voldoende onderbouwd dat de de-icingfaciliteiten beheerd worden door de luchthaven en dat de de-icingprocedure kort voor vertrek van een vlucht moet worden uitgevoerd. De overbelasting van deze faciliteiten is niet inherent aan de bedrijfsuitvoering van de vervoerder en hij kan hier ook geen invloed op uitoefenen. Dit betekent dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van een buitengewone omstandigheid.
4.9.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen of te beperken. De vervoerder stelt dat hij geen invloed kon uitoefenen op de beschikbaarheid van de-icingfaciliteiten. Er was ook geen ander toestel beschikbaar om de vlucht uit te voeren. Wel heeft hij gekozen om een nieuwe bemanning in te zetten in plaats van de vlucht te annuleren, waarmee de vertraging voor de passagiers beperkt is gebleven. De passagiers betwisten dit. Zij voeren aan dat de vervoerder meer omdraaitijd tussen de vluchten had moeten inplannen om zo eventuele vertragingen in te halen.
4.10.
Het betoog van de passagiers slaagt niet. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet gehouden is om een bepaalde omdraaitijd aan te houden. Ook is niet gebleken dat het aanhouden van extra omdraaitijd de vertraging van de vlucht zou hebben beperkt. Daarom heeft de vervoerder alle redelijke maatregelen getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen of te beperken. De vorderingen van de passagiers worden daarom afgewezen.
4.11.
De passagiers zullen in het ongelijk worden gesteld. Daarom zullen zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 408,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis – wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter