ECLI:NL:RBNHO:2024:13980

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
10946651 \ CV FORM 24-1322
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers na annulering van vlucht door luchtvaartmaatschappij

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met de luchtvaartmaatschappij Easyjet Europe, compensatie geëist na de annulering van hun vlucht van Hurghada naar Amsterdam op 19 februari 2022. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht die meer dan 24 uur later vertrok. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen.

De kantonrechter oordeelde dat het in beginsel geen redelijke maatregel is om passagiers om te boeken naar een alternatieve vlucht die meer dan 24 uur later aankomt, tenzij er geen andere mogelijkheden waren. De vervoerder had niet adequaat gereageerd op de door de passagiers aangedragen alternatieve vluchtopties. Daarom werd het verzoek van de passagiers toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden ook aan de vervoerder opgelegd, omdat deze ongelijk kreeg in de procedure. De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 4.186,85 aan de passagiers, vermeerderd met rente en kosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10946651 \ CV FORM 24-1322
Uitspraakdatum: 18 december 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1]

2. [verzoeker 2]

3. [verzoeker 3]

4. [verzoeker 4]allen wonende te [plaats 1]

5. [verzoeker 5]

6. [verzoeker 6]beiden wonende te [plaats 2]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Europe
gevestigd te Wenen, Oostenrijk
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 15 februari 2024;
  • het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 23 september 2024.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen op 19 februari 2022 moest vervoeren van Hurghada Airport, Egypte naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht EJU7936 dan wel EZY7639 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 3.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2022 tot aan de dag van de gehele voldoening;
- € 586,85 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij stelt dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.3.
De kantonrechter oordeelt dat in het midden kan blijven of de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden omdat de vervoerder onvoldoende heeft onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging als gevolg van de eventuele buitengewone omstandigheden te voorkomen of te beperken.
4.4.
De vervoerder stelt in dit verband dat hij geen invloed had op de vertragingsoorzaak en dat het voor hem in dit geval haalbaar was om een reservebemanning en -vliegtuig voor de vlucht in te zetten omdat hij op de vluchtdatum te maken had met een groot aantal verstoringen in de operatie. De passagiers betwisten dit. Zij voeren aan dat zij met een vertraging van 25 uur en 15 minuten op de eindbestemming zijn aangekomen. De passagiers hebben hierbij verwezen naar een aantal mogelijkheden voor alternatieve vluchten, die eerder zouden zijn aangekomen.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat het in beginsel geen redelijke maatregel is als een luchtvaartmaatschappij een passagier omboekt naar een door hemzelf uitgevoerde alternatieve vlucht die de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt. Dit is anders als er geen enkele mogelijkheid was voor een eerdere directe of indirecte alternatieve vlucht van de luchtvaartmaatschappij zelf of van een andere luchtvaartmaatschappij of dat het organiseren daarvan een onaanvaardbaar offer van de luchtvaartmaatschappij zou vergen. [1]
4.6.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan 24 uur op de eindbestemming zijn aangekomen zodat de door de vervoerder uitgevoerde alternatieve vlucht in beginsel geen redelijke maatregel is. Weliswaar de vervoerder gesteld dat het een onaanvaardbaar offer van hem zou vergen om een reservebemanning of -toestel in te zetten, maar hij is in het geheel niet ingegaan op de door de passagiers aangevoerde mogelijkheden voor alternatieve vluchten naar de eindbestemming van andere luchtvaartmaatschappijen. Daarom is niet vast komen te staan dat er geen mogelijkheden waren voor een alternatieve vlucht waarmee de passagiers eerder op de eindbestemming zouden zijn aangekomen. Dit betekent dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagiers te beperken.
4.7.
Daarom slaagt het verweer van de vervoerder niet en zal de door de passagiers verzochte hoofdsom worden toegewezen. De daarover verzochte wettelijke rente is als onvoldoende gemotiveerd weersproken eveneens toewijsbaar.
4.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. De vervoerder heeft dit verzoek (gemotiveerd) betwist. Omdat het verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het verzochte bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de verzochte buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.9.
De verzochte rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, behalve dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van het vorderingsformulier. De passagiers hebben daar in ieder geval vanaf die datum recht op. Het is niet gesteld of gebleken dat zij dit ook al vanaf een eerdere datum hadden.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De daarover verzochte wettelijke rente is niet toewijsbaar met ingang van 21 december 2023, omdat de vervoerder ten aanzien van deze kosten dan nog niet in verzuim is (artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). De verzochte rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.
4.11.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421 van 16 december 2015, aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissingDe kantonrechter:

5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 4.186,85, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.600,00 vanaf 19 februari 2022, en over
€ 586,85 vanaf 15 februari 2024, tot aan de dag van de voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 248,00 aan griffierecht en € 271,00 aan salaris gemachtigde,
en veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 135,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt,
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.HvJEU 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460.