In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en Aegean Airlines. De passagier, die op 24 juli 2022 van Heraklion via Athene naar Amsterdam-Schiphol Airport moest vliegen, arriveerde met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming. De passagier verzocht de vervoerder om compensatie van € 400,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder weigerde dit te betalen, stellende dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van een beperking van de luchtverkeersleiding, wat als een buitengewone omstandigheid wordt beschouwd. De vervoerder heeft ook aangegeven dat hij geen invloed had op deze omstandigheden en dat hij de passagier na aankomst op de snelste alternatieve vlucht heeft omgeboekt. De rechter oordeelde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen en dat het verzoek van de passagier om compensatie daarom werd afgewezen.
Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de passagier verantwoordelijk is voor de proceskosten, aangezien hij ongelijk kreeg in de procedure. De kosten werden begroot op € 135,00 aan salaris voor de gemachtigde van de vervoerder en € 67,50 aan nakosten, voor zover deze daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er staat geen hoger beroep open tegen deze uitspraak.