In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en TAP Air Portugal, de vervoerder. De passagier had een aantal vervoersovereenkomsten gesloten voor vluchten van Amsterdam naar Fez via Lissabon, maar alle vluchten zijn geannuleerd. De passagier heeft de vervoerder verzocht om terugbetaling van de ticketprijzen, die in totaal € 1.119,91 bedroegen. De vervoerder heeft echter slechts een deel van dit bedrag, € 953,00, terugbetaald.
De passagier heeft de vervoerder in rechte betrokken om het resterende bedrag van € 165,91 te vorderen, alsook de proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. De vervoerder betwistte de machtiging van de passagier en stelde dat het resterende bedrag geen onderdeel uitmaakte van de ticketprijs. De kantonrechter oordeelde echter dat de passagier voldoende bewijs had geleverd van zijn machtiging en dat de vervoerder gehouden was tot terugbetaling van het resterende bedrag.
De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 165,91 aan de passagier en heeft de proceskosten aan de kant van de passagier begroot op € 240,00 aan griffierecht en € 60,00 aan salaris van de gemachtigde, plus € 20,00 aan nakosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.