ECLI:NL:RBNHO:2024:13982

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
10668370 \ CV FORM 23-5499
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling van ticketprijzen door vervoerder na annulering van vluchten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en TAP Air Portugal, de vervoerder. De passagier had een aantal vervoersovereenkomsten gesloten voor vluchten van Amsterdam naar Fez via Lissabon, maar alle vluchten zijn geannuleerd. De passagier heeft de vervoerder verzocht om terugbetaling van de ticketprijzen, die in totaal € 1.119,91 bedroegen. De vervoerder heeft echter slechts een deel van dit bedrag, € 953,00, terugbetaald.

De passagier heeft de vervoerder in rechte betrokken om het resterende bedrag van € 165,91 te vorderen, alsook de proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. De vervoerder betwistte de machtiging van de passagier en stelde dat het resterende bedrag geen onderdeel uitmaakte van de ticketprijs. De kantonrechter oordeelde echter dat de passagier voldoende bewijs had geleverd van zijn machtiging en dat de vervoerder gehouden was tot terugbetaling van het resterende bedrag.

De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 165,91 aan de passagier en heeft de proceskosten aan de kant van de passagier begroot op € 240,00 aan griffierecht en € 60,00 aan salaris van de gemachtigde, plus € 20,00 aan nakosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10668370 \ CV FORM 23-5499
Uitspraakdatum: 18 december 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker]verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. [verzoeker]
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
TAP Air Portugal
gevestigd te Lissabon, Portugal
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.A. Pluijm & mr. L.E. Schalk (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A) van 13 oktober 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C) van 20 december 2021;
  • de brief van de passagier van 17 juli 2022;
  • het vonnis van de rechtbank Den Haag waarin de rechtbank Den Haag zich onbevoegd verklaart en de procedure doorverwijst naar de rechtbank Noord-Holland.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een aantal vervoersovereenkomsten gesloten op grond waarvan de vervoerder hem op 26 juli 2020 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Lissabon, Portugal, naar Fez, Marokko, met de vluchtcombinatie TP669 en TP1448.
2.2.
De vervoerder moest de passagier ook op 26 en 27 augustus 2020 vervoeren van Fez, Marokko, via Lissabon, Portugal, naar Amsterdam-Schiphol Airport, met de vluchtcombinatie TP1449 en TP674.
2.3.
Alle bovenstaande vluchten zijn geannuleerd.
2.4.
De passagier heeft terugbetaling van de ticketprijzen van de vervoerder verzocht.
2.5.
De vervoerder heeft gedeeltelijk terugbetaald.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.119,91;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder hem vanwege de annulering van de vlucht de ticketprijzen van de vluchten terug te betalen (€ 1.119,91).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder betwist allereerst dat de passagier [verzoeker] zou hebben gemachtigd om hem in deze procedure te vertegenwoordigen. Hij voert – samengevat – aan dat het document waarin de passagier [verzoeker] machtigt, onvoldoende specifiek is. Daarnaast is er geen paspoort van de passagier overgelegd.
4.3.
Dit betoog slaagt niet. De kantonrechter oordeelt dat de passagier met het overleggen van de machtiging, de boekingsdocumenten en vanwege het feit dat de vervoerder niet heeft betwist dat de passagier een bevestigde boeking had voor de vluchten, voldoende heeft onderbouwd dat hij [verzoeker] heeft gemachtigd om namens hem te procederen.
4.4.
Daarnaast stelt de vervoerder dat hij de passagier al op 26 oktober 2021 heeft terugbetaald. Hij heeft een bedrag van € 953,00 betaald. Uit de door de passagier overgelegde boekingsbevestiging blijkt dat dit het bedrag is wat door de passagier voor de vliegtickets heeft betaald. Volgens de vervoerder is het overige gedeelte van de verzochte hoofdsom (€ 165,91) geen onderdeel van de ticketprijs van de passagier. Hij betwist daarom gehouden te zijn tot betaling hiervan.
4.5.
De passagier heeft erkend dat het bedrag van € 953,00 al is terugbetaald door de vervoerder, zodat dit vaststaat. Dit gedeelte van de gevorderde hoofdsom zal daarom worden afgewezen.
4.6.
De passagier stelt dat het overige bedrag betrekking heeft op een tweede boeking voor de vluchten. Deze is afgesloten via reisbureau Edreams. Ook deze boeking is geannuleerd. Hoewel deze boeking op naam van [verzoeker] staat, heeft de passagier hiervoor betaald. Ter onderbouwing verwijst de passagier naar de bij de verzoekschrift overgelegde boekingsbevestiging en betaalbewijs.
4.7.
Dit betoog van de passagier slaagt. Hij heeft voldoende onderbouwd dat hij een (tweede) boeking heeft gemaakt voor [verzoeker] via reisbureau Edreams. De vervoerder heeft niet betwist dat deze vlucht is geannuleerd. Daarom zal het verzoek tot terugbetaling van deze boeking worden toegewezen. De slotsom is dat de verzochte hoofdsom tot een bedrag van € 165,91 wordt toegewezen.
4.8.
De passagier stelt dat de terugbetaling van het bedrag van € 953,00 pas door de vervoerder in gang is gezet na het opstarten van deze procedure. Daarom verzoekt hij de vervoerder alsnog te veroordelen in de proceskosten. Het betoog van de passagier slaagt. De vervoerder heeft ook erkend dat hij na de indiening van het vorderingsformulier het bedrag van € 953,00 heeft terugbetaald. Daarom zal de vervoerder worden veroordeeld in de proceskosten. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.
4.9.
Op verzoek van de passagier zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421 van 16 december 2015, aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissingDe kantonrechter:

5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 165,91;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op € 240,00 aan griffierecht en € 60,00 aan salaris gemachtigde,
en veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 20,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open