ECLI:NL:RBNHO:2024:13983

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
11156203 \ CV FORM 24-3810
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie en terugbetaling van ticketprijzen aan passagiers na annulering van vlucht door luchtvaartmaatschappij

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden gesloten met de luchtvaartmaatschappij Smartwings a.s., compensatie en terugbetaling van hun ticketprijzen geëist na de annulering van hun vlucht op 2 mei 2022 van Praag naar Amsterdam. De passagiers hebben hun tickets via de tussenpersoon OPODO gekocht, maar de vervoerder betwistte dat hij verplicht was om aan de passagiers te voldoen, omdat de tickets door een andere luchtvaartmaatschappij waren uitgegeven. De kantonrechter oordeelde echter dat de verplichtingen uit de Verordening (EG) nr. 261/2004 rusten op de uitvoerende luchtvaartmaatschappij, in dit geval Smartwings, en niet op de tussenpersoon. De rechter stelde vast dat de passagiers recht hadden op compensatie van € 250,00 per persoon en terugbetaling van de ticketprijzen, ongeacht het feit dat de tickets via OPODO waren geboekt. De kantonrechter wees de vorderingen van de passagiers toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelde de vervoerder tot betaling van in totaal € 762,63, vermeerderd met rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11156203 \ CV FORM 24-3810
Uitspraakdatum: 18 december 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1]2. [verzoeker 2]

verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. L.G.M. van Kuilenburg (Aviclaim, ProBe ASP B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Smartwings a.s.
gevestigd te Praag, Tsjechië
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 26 april 2024;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 4 september 2024.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 2 mei 2022 vervoeren van Prague-Ruzyne Airport, Tsjechië, naar Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht QS8618 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 663,16, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2022 tot aan de dag van de gehele voldoening;
- € 99,47 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht gehouden moet compenseren met een bedrag van € 250,00 per persoon (artikel 7 van de Verordening). Daarnaast stellen zij dat de vervoerder hen de kosten van de vliegtickets moet terugbetalen (artikel 8 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder betwist allereerst dat hij gehouden is om aan het verzoek van de passagiers te voldoen omdat de tickets zijn uitgegeven door Czech Airlines. De passagiers hebben hun tickets via tussenpersoon OPODO bij Czech Airlines gekocht. Daarom bestaat er geen contractuele verhouding tussen de vervoerder en de passagiers en moeten zij Czech Airlines aanspreken, aldus de vervoerder.
4.3.
Het betoog van de vervoerder slaagt niet. Als onbetwist staat namelijk vast dat de vervoerder de uitvoerende luchtvaartmaatschappij van de vlucht was en dat de vlucht is geannuleerd. Bij annulering moet de luchtvaartmaatschappij passagiers compenseren en de bijstand bieden, zoals bedoeld in artikel 8 van de Verordening (artikel 5 van de Verordening). In artikel 8 wordt aan de passagiers de keuze voor volledige terugbetaling van de ticketprijs geboden. De verplichtingen uit de Verordening rusten op de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Ook in de rechtspraak van het Hof staat een hoog niveau van bescherming van passagiers voorop. Daaruit volgt eveneens dat alle verplichtingen uit de Verordening op de luchtvaartmaatschappij rusten. [1]
4.4.
Daarom is de vervoerder in beginsel gehouden om de compensatie en de terugbetaling te voldoen. De vervoerder heeft voor het overige geen verweer gevoerd tegen de door de passagiers verzochte compensatie, zodat deze zal worden toegewezen.
4.5.
De vervoerder stelt daarnaast dat hij de ticketprijzen van de passagiers niet hoeft terug te betalen omdat hij deze al heeft terugbetaald aan tussenpersoon OPODO. Ter onderbouwing heeft hij een betalingsbewijs overgelegd.
4.6.
Dit verweer van de vervoerder slaagt evenmin. Zoals hiervoor overwogen, moeten de artikelen 5 en 8 van de Verordening zo worden begrepen dat de verplichting om de ticketprijs bij annulering terug te betalen, rust op de luchtvaartmaatschappij. Het is daarmee ook de verantwoordelijkheid van de luchtvaartmaatschappij om te bewerkstelligen dat de terugbetaling bij de passagier terecht komt. De luchtvaartmaatschappij moet op grond van artikel 5 van de Verordening bijstand aan de passagier verlenen (en niet aan enig ander). Dat betekent dat wanneer de passagier op grond van artikel 8 van de Verordening kiest voor terugbetaling van de originele ticketprijs, die terugbetaling moet plaatsvinden aan de passagier in kwestie. Dat dit anders zou zijn als een passagier zijn ticket heeft geboekt via een tussenpersoon zoals OPODO, volgt niet uit de Verordening of de jurisprudentie daarover.
4.7.
Daarom kunnen de passagiers op grond van de Verordening van de vervoerder verlangen dat hij aan hen de ticketprijzen terugbetaalt, ook terwijl zij de tickets via OPODO hadden geboekt. Dit betekent dat de vervoerder niet aan zijn verplichtingen jegens de passagiers heeft voldaan in de situatie waarin hij de ticketprijzen heeft terugbetaald aan OPODO en OPODO de ticketprijzen vervolgens niet heeft doorbetaald aan de passagiers.
4.8.
De passagiers stellen in het vorderingsformulier dat zij geen terugbetaling hebben ontvangen. De vervoerder heeft dit niet betwist, zodat dit vast staat. Dit betekent dat de vervoerder hen de ticketprijzen moet terugbetalen. De conclusie is dat de gehele verzochte hoofdsom zal worden toegewezen.
4.9.
De passagiers hebben wettelijke rente over de hoofdsom verzocht vanaf de datum van de vlucht. Voor de beoordeling van het verzoek om wettelijke rente, moet onderscheid gemaakt worden tussen het verzoek tot compensatie en het verzoek tot terugbetaling van de ticketprijzen.
4.10.
Voor het verzoek tot compensatie geldt dat de daarover verzochte rente toewijsbaar is met ingang van de datum waarop de passagiers schade hebben geleden. Dat is de datum waarop de passagiers op de eindbestemming hadden moeten aankomen. Dit is een verzoek tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade meteen opeisbaar is (artikel 6:83 sub b BW). Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente over de compensatie wordt daarom toegewezen vanaf 2 mei 2022.
4.11.
Voor het verzoek tot terugbetaling geldt het volgende. Passagiers krijgen bij annulering de keuze tussen terugbetaling binnen zeven dagen of een alternatieve vlucht (artikel 8 van de Verordening). Uit de Verordening volgt niet op welk moment de termijn van zeven dagen begint te lopen. Omdat de passagiers een keuze krijgen, zal deze termijn echter niet eerder kunnen aanvangen dan wanneer de passagiers hun keuze hebben doorgegeven aan de vervoerder. Daarom is de wettelijke rente over de terugbetaling niet toewijsbaar vanaf 2 mei 2022.
4.12.
In de door de gemachtigde van de passagiers verzonden sommatiebrief van 24 april 2024 vraagt deze namens de passagiers (onder meer) om terugbetaling van de ticketprijzen. Daarom moest het in ieder geval vanaf dat moment voor de vervoerder duidelijk zijn dat de passagiers terugbetaling daarvan wensten. De gemachtigde van de passagiers heeft hierin verzocht om binnen drie dagen te betalen. De kantonrechter oordeelt echter dat een termijn van zeven dagen in dit geval redelijk was. Daarom zal de wettelijke rente over de terugbetaling toegewezen vanaf 2 mei 2024 (de dag nadat de redelijke termijn van zeven dagen is verstreken).
4.13.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. De vervoerder heeft dit gedeelte van het verzoek niet betwist, zodat dit verzoek zal worden toegewezen.
4.14.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat deze grotendeels ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.
4.15.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421 van 16 december 2015, aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissingDe kantonrechter:

5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 762,63 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 500,00 vanaf 2 mei 2022 en over € 163,16 vanaf 2 mei 2024, tot aan de dag van betaling van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 218,00 aan griffierecht en € 135,00 aan salaris gemachtigde, en veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Kleij, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Zie HvJEU 11 mei 2017, C-302/16, ECLI:EU:C:2017:359 en HvJEU 10 juli 2019, C-163/19, ECLI:EU:C:2019:585.