ECLI:NL:RBNHO:2024:13987

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
11025919 \ CV FORM 24-2168
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van vordering op basis van vervoersovereenkomst en rechtskeuze voor Belgisch recht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Brussels Airlines. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam via Frankfurt naar Lomé, Togo, maar arriveerde met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming. De passagier verzocht compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder weigerde deze uitbetaling. De passagier heeft zijn verzoek ingediend op 19 maart 2024, terwijl de vlucht op 29 december 2022 plaatsvond.

De vervoerder voerde aan dat het verzoek verjaard was volgens Belgisch recht, dat van toepassing zou zijn op de overeenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een rechtskeuze voor Belgisch recht was gemaakt en dat de verjaringstermijn voor vorderingen uit overeenkomsten van personenvervoer in België één jaar bedraagt. Aangezien de passagier zijn verzoek meer dan een jaar na de vlucht had ingediend, oordeelde de kantonrechter dat het verzoek verjaard was en wees het af. De proceskosten werden op de passagier verhaald, omdat deze ongelijk kreeg in de procedure.

De beslissing van de kantonrechter is definitief, aangezien er geen hoger beroep openstaat tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11025919 \ CV FORM 24-2168
Uitspraakdatum: 18 december 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker]wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: [gemachtigde] (Yource B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Brussels Airlines
gevestigd te Zaventem, België
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
mr. K. Tubbax (Athena Law & Strategy)

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 19 maart 2024;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 14 augustus 2024.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hem op 29 december 2022 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Frankfurt Airport, Duitsland en Brussels Airport, naar Lomé-Tokoin Airport, Togo, met de vluchtcombinatie LH1003, LH1008 en SN1277.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht SN1277 van Brussel naar Lomé (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2022 tot aan de dag van de gehele voldoening;
- € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder hem vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met € 600,00 (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder stelt dat het verzoek beoordeeld moet worden naar Belgisch recht. Op basis van artikel X.49 van het Belgische Wetboek van Economisch Recht, geldt voor rechtsvorderingen uit overeenkomsten van personenvervoer een verjaringstermijn van één jaar. Daarom is het verzoek verjaard, aldus de vervoerder.
4.3.
De kantonrechter moet vaststellen welk recht op het verzoek van toepassing is. Op grond van artikel 3 van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: de Rome I-Verordening) wordt een overeenkomst in beginsel beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen. Voor vervoersovereenkomsten geldt dat partijen alleen kunnen kiezen uit het recht van een van de landen als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de Rome I-Verordening. De vervoerder heeft voldoende onderbouwd dat er een rechtskeuze gemaakt is voor het Belgische recht. De vervoerder is ook in België gevestigd. Daarom mochten partijen ervoor kiezen om het Belgische recht op de vervoersovereenkomst van toepassing te laten zijn (artikel 5 lid 2 sub b en c van de Verordening). De kantonrechter zal het verzoek daarom beoordelen naar Belgisch recht.
4.4.
De vervoerder heeft ook voldoende toegelicht dat naar Belgisch recht een rechtsvordering gebaseerd op een overeenkomst van personenvervoer een verjaringstermijn van één jaar heeft. Het verzoek is door de passagier op 19 maart 2024 ingediend. De vlucht was op 29 december 2022. De kantonrechter oordeelt dat het verzoek daarmee naar Belgisch recht verjaard is. Daarom zal het verzoek van de passagier worden afgewezen.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

5.De beslissingDe kantonrechter:

5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 135,00 aan salaris gemachtigde;
en veroordeelt de passagier tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open