In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Brussels Airlines. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam via Frankfurt naar Lomé, Togo, maar arriveerde met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming. De passagier verzocht compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder weigerde deze uitbetaling. De passagier heeft zijn verzoek ingediend op 19 maart 2024, terwijl de vlucht op 29 december 2022 plaatsvond.
De vervoerder voerde aan dat het verzoek verjaard was volgens Belgisch recht, dat van toepassing zou zijn op de overeenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een rechtskeuze voor Belgisch recht was gemaakt en dat de verjaringstermijn voor vorderingen uit overeenkomsten van personenvervoer in België één jaar bedraagt. Aangezien de passagier zijn verzoek meer dan een jaar na de vlucht had ingediend, oordeelde de kantonrechter dat het verzoek verjaard was en wees het af. De proceskosten werden op de passagier verhaald, omdat deze ongelijk kreeg in de procedure.
De beslissing van de kantonrechter is definitief, aangezien er geen hoger beroep openstaat tegen deze beschikking.