ECLI:NL:RBNHO:2024:13990

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
11125872
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van bewind over goederen van verzoeker

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 8 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van bewind. Verzoeker, die onder bewind staat, heeft verzocht om het bewind op te heffen dat op 13 april 2021 was ingesteld. De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoek, het verweer van de bewindvoerders en de reactie van verzoeker daarop. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 oktober 2024 heeft verzoeker zijn wens om de financiën weer zelf te beheren toegelicht. Hij stelde dat hij geen problemen meer heeft met gokken, omdat hij zich heeft aangemeld bij CRUKS, en dat de situatie thuis stabiel is. Verzoeker werkt in het bedrijf van zijn moeder en ontvangt een inkomen, maar de bewindvoerders hebben twijfels over zijn zelfredzaamheid en budgetteringsvaardigheden. Ze wijzen op eerdere problemen met gokken en de zorgen over de financiële situatie als het bewind zou eindigen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat verzoeker in 2024 meer dan € 8.000,00 heeft uitgegeven aan gokken, en dat hij geen zelfinzicht toont in zijn financiële situatie. De kantonrechter concludeert dat de redenen voor het bewind nog steeds aanwezig zijn en dat er een risico is op financiële problemen als het bewind wordt opgeheven. Daarom heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer: 11125872 BM VERZ 24-1480 ZK
Uitspraakdatum: 8 november 2024

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: verzoeker,
van wie de bewindvoerder is:
I.J. Coert-Zaslavskaja en J.V. van Asperen-Michajlova, h.o.d.n. Decharge,
gevestigd te Wormerveer,
hierna ook te noemen: bewindvoerders.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek, ter griffie ingekomen op 24 mei 2024;
  • het verweer van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 14 juni 2024;
  • de reactie van verzoeker op het verweer, ter griffie ingekomen op 24 juli 2024.
Op 2 oktober 2024 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.

beoordeling

Het verzoek strekt tot opheffing van het bij beschikking van 13 april 2021 ingestelde bewind over de goederen die aan verzoeker (zullen) toebehoren.
De kantonrechter zal het verzoek afwijzen en licht dat als volgt toe.
Verzoeker wil de financiën weer zelf gaan doen. In het verleden waren er problemen met gokken, maar omdat verzoeker zichzelf heeft aangemeld bij CRUKS kan hij niet meer (online) gokken. Gokken is daarom niet meer aan de orde, stelt verzoeker. Ruzies met fysiek geweld gebeuren al tien jaar niet meer en de situatie thuis, met het gezin, is stabiel. Verzoeker vindt het vervelend dat hij afhankelijk is van de bewindvoerders. Verzoeker heeft een inkomen en hij werkt naar volle tevredenheid van betrokken familie in het bedrijf van zijn moeder en zijn broer. Hij stelt daarbij dat hij niet afhankelijk is van zijn moeder, ook al geeft zij hem regelmatig extra geld. Dat gaat om kleine bedragen.
De bewindvoerders voeren verweer. De bewindvoerders zien aan de zijde van verzoeker geen ontwikkeling en geen zelfredzaamheid. Budgetteren lukt verzoeker niet. Verzoeker ontvangt € 90,00 weekgeld en doet wekelijks verzoeken om extra geld. In de vakantie hebben de bewindvoerders verzoeker zelf laten budgetteren, en heeft verzoeker vijf verzoeken voor extra vakantiegeld gedaan. De bewindvoerders vrezen dat de vaste lasten niet betaald zullen worden als het bewind stopt. Er is een koopwoning en verzoeker en zijn partner, die ook onder bewind staat, hebben een minderjarige dochter. De bewindvoerders zijn bang dat er problemen zullen ontstaan met de woonsituatie en dat de stabiliteit in het gezin onder druk zal komen te staan als het bewind eindigt. Over het gokken merken de bewindvoerders op dat er wel degelijk gegokt wordt. Dat gebeurt niet meer via de rekening van verzoeker, vanwege de aanmelding bij CRUKS, maar via andere rekeningen, zoals die van de partner van verzoeker. De bewindvoerders voeren aan dat er vanaf juni 2024 voor meer dan € 8.000,00 is gegokt van de rekening van de partner van verzoeker. Ook ziet de bewindvoerder dat de moeder van verzoeker nog steeds regelmatig geld overmaakt aan verzoeker en zijn partner. De bewindvoerder stelt dat die bedragen, evenals het leefgeld, niet worden uitgegeven aan boodschappen voor het gezin maar dat ze worden uitgegeven bij de coffeeshop, aan online gokken en bij de nachtwinkel of slijterij. Het voorgaande in samenhang bezien maakt dat de bewindvoerders zich zorgen maken over wat er zal gebeuren als het bewind eindigt.
De kantonrechter constateert dat dit niet voor het eerst is dat verzoeker opheffing van het bewind verzoekt. De argumenten die verzoeker aanvoert zijn voor een deel een herhaling van de argumenten die hij ten tijde van eerdere verzoeken aanvoerde. De bewindvoerders hebben tijdens de zitting inzichtelijk gemaakt dat verzoeker in 2024 meer dan € 8.000,00 heeft uitgegeven aan (online) gokken, mede via de bankrekening van de partner van verzoeker. De stellige bewering van verzoeker dat hij niet meer gokt, is daarom onjuist. Probleem is verder dat verzoeker geen zelfinzicht toont en tegen beter weten in blijft ontkennen dat hij gokt en niet goed met zijn geld omgaat. Waarom dat is, is voor de kantonrechter onduidelijk. Probleem is daarbij dat ook de moeder van verzoeker de kantonrechter wil laten geloven dat er niet of nauwelijks problemen zijn bij verzoeker. Dat is niet de steun die verzoeker nodig heeft om zijn problemen op te lossen.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de grond voor het bewind thans nog onverminderd aanwezig is. De kantonrechter kan het bewind opheffen als de grond voor het bewind nog aanwezig is, maar er geen zinvolle invulling meer aan het bewind kan worden gegeven. De kantonrechter deelt echter de vrees van de bewindvoerders over beëindiging van het bewind. Als het bewind stopt, is zeer aannemelijk dat er financiële problemen zullen ontstaan omdat verzoeker, bijvoorbeeld, de vaste lasten niet zal betalen. Verzoeker heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij zijn financiën weer zelfstandig kan doen en dat hij de juiste keuzes kan -en zal- maken voor zichzelf en zijn gezin. Omdat er een koopwoning is en het van belang is dat er een stabiele (woon)situatie blijft voor de partner van verzoeker en hun minderjarige dochter, is er nog een zinvolle invulling aan het bewind te geven.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter het verzoek afwijzen.

beslissing

De kantonrechter wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter