ECLI:NL:RBNHO:2024:13992

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
10886103
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek tot schadevergoeding door erfgenamen tegen bewindvoerder na overlijden betrokkene

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 10 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure. De zaak betreft een verzoek van De Haan & Hilbers B.V., de executeur van de nalatenschap van een overleden betrokkene, die niet akkoord ging met de eindrekening en verantwoording van de bewindvoerder. De kantonrechter heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder de eindrekening en verantwoording, en heeft op 10 juni 2024 een mondelinge behandeling gehouden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een bewind was ingesteld over de goederen van de betrokkene wegens haar geestelijke of lichamelijke toestand. Na het overlijden van de betrokkene heeft de executeur bezwaar gemaakt tegen de eindrekening van de bewindvoerder, die volgens de executeur onterecht schenkingen heeft gedaan en niet verantwoorde uitgaven heeft gedaan. De bewindvoerder heeft verweer gevoerd en gesteld dat de uitgaven in het belang van de betrokkene zijn gedaan.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de bewindvoerder onterecht schenkingen heeft gedaan zonder machtiging van de kantonrechter en dat er geen rechtens te beschermen belang meer is na het overlijden van de betrokkene. De erfgenamen kunnen niet worden ontvangen in hun verzoek tot schadevergoeding, omdat zij in dat geval de civielrechtelijke procedure moeten volgen. De kantonrechter heeft het verzoek van de erfgenamen dan ook niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknummer: 10886103 BZ VERZ 24-186 ZK
Uitspraakdatum:

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:
De Haan & Hilbers B.V.,
gevestigd te Haarlem,
hierna ook te noemen: executeur,
in het bewind van:
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
overleden te [plaats] op [overlijdensdatum],
hierna ook te noemen: betrokkene,
van wie de bewindvoerder was:
[bewindvoerder],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: bewindvoerder.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • de brief met bijlagen van de executeur, ter griffie ingekomen op 2 januari 2024;
  • het verweer van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 7 februari 2024;
  • de reactie van de executeur op het verweer, ter griffie ingekomen op 17 april 2024;
  • de eindrekening en verantwoording, ingediend op 24 mei 2022 en laatstelijk ingediend op 29 december 2022;
  • de reactie van de gerechtsjurist op de eindrekening en verantwoording, verzonden op 8 juli 2022.
Een mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op 10 juni 2024.

beoordeling

Bij beschikking van 2 juli 2021 is een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van betrokkene wegens haar geestelijke of lichamelijke toestand. Betrokkene is op [overlijdensdatum] overleden. Blijkens een verklaring van executele is De Haan & Hilbers B.V. benoemd tot executeur. De eindrekening en verantwoording dient door de bewindvoerder aan de executeur, namens de erfgenamen, te worden afgelegd. Blijkens de brief van de executeur aan de rechtbank gaat de executeur niet akkoord met de eindrekening en verantwoording die door de bewindvoerder is afgelegd.
De erfgenamen stellen zich, zo begrijpt de kantonrechter, op het standpunt dat zij schade hebben geleden door het handelen van de bewindvoerder. Ondanks vragen daartoe is door de bewindvoerder niet verantwoord waarom bepaalde uitgaven zijn gedaan. De bewindvoerder heeft een bedrag van in totaal € 6.822,00 onttrokken door schenkingen te doen aan haarzelf en aan haar gelieerde partijen zonder machtiging van de kantonrechter. Ook zijn er verschillende opnamen van contant geld gedaan en hoge uitgaven aan boodschappen, terwijl betrokkene in een instelling verbleef. In het bijzonder valt nog op een cashopname van
€ 500,00 op de dag van overlijden van betrokkene. De erfgenamen hebben schade geleden ter hoogte van de door de bewindvoerder onttrokken bedragen aan schenkingen en niet verantwoorde uitgaven, aldus de executeur.
De bewindvoerder voert verweer. Ten aanzien van de schenkingen merkt de bewindvoerder op dat zij op basis van de informatie van de rechtbank dacht dat de schenkingen aan zichzelf, aan haar zoon en aan het bedrijf van haar man zonder toestemming van de rechtbank waren toegestaan. Betrokkene schonk hen al jaren, stelt de bewindvoerder, maar voorheen deed betrokkene dat contant, en nu via de bank. Met betrekking tot de uitgaven en de cashopnamen die zij heeft gedaan, stelt de bewindvoerder dat deze zijn gedaan in het belang van betrokkene. De uitgaven zijn gedaan aan kleding, bloemen, lekker eten en drinken, en bijvoorbeeld ook aan een ketting van de juwelier waaraan een bedeltje van de overleden hond van betrokkene hing. De bewindvoerder heeft ervoor gezorgd dat betrokkene haar luxe leven in het verzorgingstehuis kon voortzetten. De cashopname van € 500,00 op de dag van overlijden was onder andere voor bestellingen van bloemen en de traiteur, en die konden niet meer afgezegd worden. Alle uitgaven zijn gedaan in overleg met betrokkene.
De kantonrechter acht het onbegrijpelijk dat de bewindvoerder voornoemde schenkingen heeft gedaan zonder machtiging van de kantonrechter, zeker nu dat tijdens de telefonische zitting door de kantonrechter bij de instelling van het verzoek duidelijk tegen de bewindvoerder gezegd is. De kantonrechter is het voorts met de erfgenamen eens dat de forse uitgaven aan boodschappen en de cashopname op de dag van overlijden, ook met de door de bewindvoerder daarvoor gegeven verklaring, vreemd zijn. De vraag die nu beantwoord moet worden, is of de kantonrechter de bewindvoerder op het nu gedane verzoek van de erfgenamen kan veroordelen om de schade aan de erfgenamen te vergoeden. De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend en zal dat uitleggen.
Uit artikel 1:362 BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de andere voogd of ambtshalve de schade kan vaststellen, die blijkens de rekening de minderjarige door slecht bewind van de voogd geleden heeft, en deze laatste tot vergoeding daarvan veroordelen. Dit artikel is op grond van artikel 1:445 lid 5 BW van overeenkomstige toepassing bij meerderjarigenbewind. De kantonrechter kan de schade ook vaststellen nadat het bewind is geëindigd, zo volgt uit de jurisprudentie en de literatuur (ECLI:NL:HR:1988:ADO176 en ECLI:NL:HR:2000:AA6297). Op artikel 1:362 BW kan echter geen beroep worden gedaan nadat de betrokkene is overleden (zie ook de Aanbevelingen Meerderjarigenbewind onder punt B.27 en het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2023:7830). Er is dan namelijk geen rechtens te beschermen belang van de onder bewind gestelde meer. De bevoegdheid van de onder bewind gestelde gaat na diens overlijden niet van rechtswege over op diens erfgenamen onder algemene titel. Als de erfgenamen menen dat zij door de handelwijze van de bewindvoerder in hun eigen vermogensrechtelijke belangen zijn geschaad en de bewindvoerder aansprakelijk is voor de door hen geleden schade, dienen zij de weg van de civielrechtelijke (dagvaardings)procedure te volgen. Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de kantonrechter ambtshalve kan overgaan tot het vaststellen van de schade ten behoeve van de nalatenschapsboedel. Ook hier geldt dat het beschermingsbewind ertoe strekt de belangen van een betrokkene te beschermen in die gevallen waar er sprake is van slecht bewind. Nu betrokkene is overleden, is er geen sprake meer van een rechtens te beschermen belang.
De erfgenamen hebben nog aangevoerd dat in de periode vóór aanvang van het bewind onttrekkingen zijn gedaan waarover zij nadere informatie willen, maar niet hebben gekregen. Voor zover de erfgenamen bedoeld hebben de kantonrechter te verzoeken om de bewindvoerder te veroordelen om deze vóór het bewind onttrokken bedragen aan hun te vergoeden, oordeelt de kantonrechter dat de erfgenamen ook in dat verzoek niet kunnen worden ontvangen. Ook hier geldt dat, indien de erfgenamen menen dat de bewindvoerder vóór aanvang van het bewind onrechtmatig heeft gehandeld, zij de route van de civielrechtelijke (dagvaardings)procedure dienen te volgen.

Beslissing

De kantonrechter verklaart het verzoek van de erfgenamen niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Kanninga-Jonker, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter