ECLI:NL:RBNHO:2024:14000

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
C/15/349872 / JU RK 24-376 en C/15/349862 / JU RK 24-375
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 5 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in twee zaken betreffende de minderjarige, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 30 april 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin verlengd tot 30 oktober 2024. De kinderrechter oordeelde dat de vader positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt, maar dat de situatie nog te pril is om de zorg voor de minderjarige weer op zich te nemen. De minderjarige heeft in het verleden veel instabiliteit ervaren en er zijn zorgen over haar emotionele en fysieke ontwikkeling. De kinderrechter heeft aangegeven dat er in de komende zes maanden gewerkt moet worden aan een stappenplan voor de omgang tussen de ouders en de minderjarige, en dat er een vaste gezinsvoogd aanwezig moet zijn die investeert in de ouders. De kinderrechter heeft de ouders opgeroepen om de nieuwe gezinsvoogd een kans te geven en samen te werken aan de verbetering van de situatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Locatie Haarlem
Zaaknummers:
C/15/349872 / JU RK 24-376 (vervangende toestemming reisdocument)
C/15/349862 / JU RK 24-375 (verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 5 april 2024
beschikking vervangende toestemming voor de aanvraag van een reisdocument
en
beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
gevestigd te Velserbroek,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. I.M. Thieme, gevestigd te Zaandam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt in beide zaken de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 6 maart 2024;
  • het bericht, met bijlage, van de GI van 20 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de GI vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] , van het landelijk doorstroomteam. Zij valt in voor haar collega.
1.3.
De kinderrechter heeft na sluiting van de zitting direct mondeling uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 7 mei 2019 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling nadien is verlengd en nu nog voortduurt tot 30 april 2024.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 19 september 2019 een machtiging verleend [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin, welke machtiging daarna telkens is verlengd en duurde tot 7 mei 2021.
Bij beschikking van 7 mei 2021 heeft de kinderrechter een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij de gezaghebbende vader, welke machtiging heeft geduurd tot 30 april 2023.
Bij beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 14 april 2023 is het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij de vader bepaald.
Bij beschikking van de kinderrechter van 2 augustus 2023 is [de minderjarige] uithuisgeplaatst in een pleeggezin tot 2 februari 2024, welke machtiging bij beschikking van 30 januari 2024 is verlengd tot 30 april 2024.

3.Het verzoek

C/15/349872 / JU RK 24-376: vervangende toestemming reisdocument

3.1.
De GI verzoekt om vervangende toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een reisdocument voor [de minderjarige] , omdat de vader de ID-kaart van [de minderjarige] niet wil overhandigen aan de GI.
C/15/349862 / JU RK 24-375: verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
3.2.
Verder verzoekt de GI de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin voor de duur van een jaar.
3.3.
De GI onderbouwt het verzoek als volgt. Op 2 augustus 2023 is [de minderjarige] uit huis geplaatst, omdat het doel, dat [de minderjarige] een stabiele woonplek bij de vader heeft, niet was behaald. Door diverse hulpverleningsinstanties werden signalen gezien van emotionele en fysieke verwaarlozing, onder-stimulatie, onderliggende trauma’s en mogelijk grensoverschrijdend gedrag in de vroege jeugd.
[de minderjarige] woont nu op een stabiele en veilige bestandspleegzorgplek. Er is extra intensieve pleegzorgbegeleiding ingezet omdat pleegzorg signalen van een onveilige hechting en zorgelijk gedrag bij [de minderjarige] ziet. [de minderjarige] heeft sinds haar vroege jeugd eerst bij de moeder en later bij de vader instabiliteit en onveiligheid ervaren, waardoor zij zorgelijk gedrag laat zien en op school en in het pleeggezin onvoldoende kind heeft kunnen zijn.
Er zijn nog steeds veel zorgen rondom de vader en hij kan hierdoor op dit moment de zorg voor [de minderjarige] niet op zich nemen. De vader laat weerstand zien en wil niet gepast meewerken aan een begeleide omgang met [de minderjarige] . Hij heeft ook een lange periode geen toestemming gegeven voor de Multidimensionale Therapeutische Pleegzorg (hierna: MTP). Er is door middel van de uithuisplaatsing urgentie aangezegd voor de vader om te werken aan zichzelf en te zorgen voor een stabiel leven. Ook is 10 voor Toekomst ingezet om de omgang te begeleiden alsook met de vader te bespreken wat 'goed genoeg' ouderschap inhoudt en hoe de vader dat vorm kan geven. De vader kan dit in de praktijk laten zien door zich allereerst tijdens de omgang met [de minderjarige] een stabiele, betrouwbare vader te tonen. De begeleide omgang tussen de moeder en [de minderjarige] gaat redelijk goed.
De GI wil dat er nu in het pleeggezin gewerkt wordt door de inzet van MTP aan een stabiele en veilige woon- en opvoedplek voor [de minderjarige] , zodat zij toe komt aan haar ontwikkeling en verwerking van mogelijke trauma’s. De GI acht het op deze leeftijd zeer noodzakelijk dat zij een stabiele, betrouwbare en vaste opvoedplek heeft met passende contacten met om de beurt één van de ouders.
3.4.
Daarnaast heeft de GI een brief van Levvel overgelegd van 19 maart 2024 waaruit volgt hoe de omgang verloopt tussen [de minderjarige] en de ouders.

4.De standpunten ter zitting

4.1.
De GI heeft ter zitting naar voren gebracht dat komende week een vaste voogd start in het gezin. Verder is afgelopen week 10 voor Toekomst gestopt bij de vader, omdat hij onvoldoende meewerkte. 10 voor Toekomst ziet dat de vader er wil zijn voor [de minderjarige] , maar hij kan op dit moment nog onvoldoende veiligheid bieden aan haar. Hiervoor dient hij eerst zijn eigen problemen in te zien en te werken aan zijn wietverslaving. Verder is er een emotionele band tussen de vader en [de minderjarige] , maar belast hij haar wel op emotioneel gebied. Vanuit MTP wordt gezien dat [de minderjarige] in het contact met de ouders aanpassend gedrag laat zien. De moeder is weinig emotioneel beschikbaar. De vader doet een emotioneel beroep op [de minderjarige] , waardoor zij voor de vader wil zorgen. Verder is er nu één uur omgang in de 14 dagen. Desgevraagd heeft de GI aangegeven dat een thuisplaatsing bij de vader nog onderzocht moet worden. De vader heeft een vooraankondiging van de schriftelijke aanwijzing gekregen, waardoor de voorwaarden voor hem duidelijk zijn.
4.2.
De moeder is van mening dat de ondertoezichtstelling verlengd moet worden voor zes maanden. De uithuisplaatsing moet slechts verlengd worden voor korte duur. In deze periode kan dan bij beide ouders een onderzoek gedaan worden naar een thuisplaatsing. Er wordt nu alleen maar naar de vader gekeken, terwijl eerder was besproken dat de ouders zouden toewerken naar een co-ouderschap. Verder komt de GI nooit bij de moeder thuis. Ook heeft de moeder al eerder een traject voorgesteld om te kijken naar de hechting tussen [de minderjarige] en de moeder, maar dit slaat de GI af. De moeder zou graag willen dat de omgang wordt voor- en nabesproken en dat de omgang in huiselijke sfeer plaatsvindt, in plaats van bij [locatie] .
4.3.
Door en namens de vader is verzocht de uithuisplaatsing af te wijzen, dan wel slechts toe te wijzen voor een korte duur en over twee of drie maanden een nieuwe zitting te plannen. De vader heeft in de afgelopen periode hard gewerkt en een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Hij wordt nu begeleid door [zorglocatie] voor zijn wietgebruik en hij volgt daar een traject voor emotieregulatie. Daarnaast heeft de vader een bewindvoerder en is hij op zoek naar een baan. Deze recente positieve ontwikkelingen zijn door de GI niet meegenomen. Verder is het lastig voor de vader om samen te werken met de GI, omdat er nog steeds geen vaste gezinsvoogd is. Hij heeft daardoor geen aanspreekpunt en het is voor hem onduidelijk hoe de GI het perspectief van [de minderjarige] ziet. Het is wel positief dat de GI ter zitting aangeeft dat zij wil kijken naar een terug naar huis onderzoek. Verder verloopt de communicatie rondom de omgang niet goed. De vader moet zelf een locatie voor de omgang voorstellen, maar vervolgens is de GI het niet eens met deze locaties. Ook wordt de omgang vaak afgezegd. De advocaat van de vader heeft aangegeven dat zij niet over de vooraankondiging schriftelijke aanwijzing beschikt.

5.De beoordeling

C/15/349872 / JU RK 24-376: vervangende toestemming reisdocument

5.1.
De GI heeft ter zitting toegelicht dat de vader inmiddels de ID-kaart van [de minderjarige] heeft overhandigd aan de GI. Nu de GI geen belang meer heeft bij haar verzoek, wordt het verzoek afgewezen.
C/15/349862 / JU RK 24-375: verlening ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.3.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] zijn als volgt. [de minderjarige] heeft in het verleden veel instabiliteit en wisselende woonsituaties meegemaakt. Nadat het een periode rustig was, is in augustus 2023 helaas gebleken dat de woonsituatie bij de vader niet meer veilig was waardoor [de minderjarige] uit huis is geplaatst. Zij liet diverse signalen zien van emotionele en fysieke verwaarlozing en mogelijk van trauma’s. Ook zijn er zorgen omdat de pleegzorg signalen ziet van onveilige hechting bij [de minderjarige] . Op dit moment is het voor [de minderjarige] nog niet mogelijk om thuisgeplaatst te worden, zoals hieronder wordt uitgelegd. De kinderrechter ziet daarom aanleiding de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.4.
Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing overweegt de kinderrechter als volgt. De vader heeft ter zitting laten zien dat hij aan zijn problematiek wil werken. Zo volgt hij sinds kort bij [zorglocatie] een traject voor zijn wietverslaving en voor emotieregulatie. De vader heeft hiermee een belangrijke stap gezet voor zichzelf en [de minderjarige] . Er bestaan echter nog steeds zorgen over de vader. Zo is 10 voor Toekomst gestopt omdat de vader onvoldoende meewerkte en wilde de vader niet direct toestemming geven voor het starten van hulpverlening voor [de minderjarige] . Ondanks de positieve ontwikkelingen is de situatie van de vader nog te pril om de zorg van [de minderjarige] weer op zich te nemen. Op dit moment is ook onduidelijk of de moeder weer de zorg kan dragen voor [de minderjarige] . Het is voor [de minderjarige] dan ook van belang dat zij nog langer in het pleeggezin kan verblijven.
5.5.
Gelet op de positieve ontwikkelingen van de vader en de onduidelijkheid rondom het perspectief van [de minderjarige] ziet de kinderrechter aanleiding om de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin te verlengen voor de duur van zes maanden en voor het overige aan te houden tot een nieuwe zitting.
In de komende zes maanden dient aan de volgende doelen gewerkt te worden:
- Er dient een stappenplan gemaakt te worden voor de omgang tussen de ouders en [de minderjarige] . Is er uitbreiding van de omgang mogelijk? Zo ja: wanneer en op welke wijze? Zo nee, waar ligt dat aan en wat kunnen de ouders verbeteren?
- Er dient een vaste gezinsvoogd aanwezig te zijn die investeert in de ouders;
- De vader dient zijn behandeling bij [zorglocatie] voort te zetten, zowel voor zijn wietverslaving als voor zijn emotieregulatie;
- Er dient over zes maanden duidelijk te zijn of de insteek van de GI een thuisplaatsing bij de vader is. Hierbij is het van belang dat de vader weet aan welke voorwaarden hij zich moet houden en wat er van hem verwacht wordt. Op dit moment is weinig bekend over moeder en of een plaatsing bij haar tot de mogelijkheden behoort. Ook hier dient over zes maanden meer duidelijkheid over te zijn.
5.6.
Ten overvloede merkt de kinderrechter nog het volgende op. Ter zitting is gebleken dat de werkwijze van de GI bij de ouders voor veel emotie en frustratie heeft gezorgd. De ouders hebben al langere tijd geen vaste gezinsmanager, hetgeen niet bevorderlijk is geweest voor de samenwerking tussen de ouders en de GI. Ook is gebleken dat de omgang niet altijd doorgaat. De kinderrechter roept de ouders op om de nieuwe gezinsvoogd een kans te geven en met haar de samenwerking aan te gaan. Daarnaast is het belangrijk dat de nieuwe gezinsvoogd echt investeert in de samenwerking met de ouders, zodat het vertrouwen weer opgebouwd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , van 30 april 2024 tot 30 april 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin van 30 april 2024 tot 30 oktober 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt de behandeling van het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing voor het overige (de resterende zes maanden) aan tot een nader te bepalen zitting
in de maand oktober 2024(voor 30 oktober 2024), waarbij het verzoek bij voorkeur bij
mr. J. van Beek, kinderrechtergepland wordt, tegen welke zitting de GI, de moeder, de vader en zijn advocaat dienen te worden opgeroepen.
De kinderrechter verzoekt de
GIde kinderrechter
uiterlijk twee weken voor de nieuwe zittingte informeren over de
actuele stand van zakenen of het verzoek voor de resterende periode gehandhaafd blijft;
6.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2024 door mr. J. van Beek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Sicking als griffier, en op schrift gesteld op 19 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.