ECLI:NL:RBNHO:2024:14012

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
252369
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over ontvankelijkheid van A.G. Steel Trading W.L.L. in civiele procedure

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt de ontvankelijkheid van A.G. Steel Trading W.L.L. in een civiele procedure beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat A.G. Steel rechtspersoonlijkheid heeft en de procedure mag voortzetten, ondanks betwistingen van de gedaagde partij. De rechtbank wijst het verzoek van A.G. Steel om tussentijds hoger beroep open te stellen af, omdat de belangen van de gedaagde zwaarder wegen. De zaak wordt verwezen naar de rol voor een akte door A.G. Steel, waarbij zij haar vordering opnieuw moet instellen en onderbouwen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/252369 / HA ZA 16-794
Vonnis van 26 juni 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar Bahreins recht
A.G. STEEL TRADING W.L.L.,
te [plaats], Bahrein,
eisende partij,
hierna te noemen: A.G. Steel,
advocaat: mr. A.I. Keur,
tegen
[gedaagde],
te [plaats], Bahrein,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. J. van Zinderen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 februari 2024
- de akte uitlaten ex 5.7 vonnis 7 februari 2024, tevens subsidiair verzoek beslissing tussentijds hoger beroep van A.G. Steel van 1 mei 2024, met productie 13 en productielijst
- de akte toevoeging productie (en uitlaten) van [gedaagde] van 1 mei 2024 met productie 30 en productielijst
- de akte uitlaten van [gedaagde] van 15 mei 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Ontvankelijkheid A.G. Steel
2.1.
Bij het tussenvonnis van 7 februari 2024 (hierna: het tussenvonnis) heeft de rechtbank onder meer geoordeeld dat het civiele vonnis in Bahrein zich niet leent voor erkenning in Nederland (quasi exequatur) conform de jurisprudentie van de Hoge Raad. Het geschil tussen partijen zal daarom in Nederland opnieuw behandeld en afgedaan moeten worden. Voordat A.G. Steel daartoe in de gelegenheid wordt gesteld, hebben partijen een akte mogen nemen om zich aan de hand van een zestal vragen, geformuleerd in r.o. 5.7 van het tussenvonnis, uit te laten over de ontvankelijkheid van A.G. Steel. [gedaagde] heeft immers gemotiveerd betwist dat A.G. Steel nog bestaat, nu zij en haar moedermaatschappij reeds in 2016 zijn uitgeschreven (“deleted by law”) bij de Kamer van Koophandel in Bahrein. Beide partijen hebben daartoe een akte genomen waarbij zij een “legal opinion” hebben overgelegd van een Bahreinse advocaat.
2.2.
Uit de akten en ‘legal opinions’ die partijen hebben overgelegd, volgt dat zij het er over eens zijn dat A.G. Steel, ook na schrapping uit de Kamer van Koophandel in Bahrein, formeel is blijven bestaan en rechtspersoonlijkheid heeft totdat ze geliquideerd is. Daarbij is niet gebleken dat A.G. Steel is geliquideerd of dat voorbereidingen voor een vereffening zijn getroffen. Op de vraag of A.G. Steel deze procedure mag voeren en (in Nederland) mag voortzetten, heeft A.G. Steel gewezen op de uitspraak van het Hof van Cassatie (nr. 349 van 2012 van 24 maart 2015) van Bahrein waarin het Hof concludeerde dat een bedrijf wiens registratie is doorgehaald bij de Kamer van Koophandel rechtspersoonlijkheid heeft en dus kan procederen. Dit standpunt wordt bevestigd in de door A.G. Steel ingebrachte ‘legal opinion’ met in nummer 15 onder meer het volgende citaat uit de uitspraak van het Hof:
The company retains its legal personality to the extent necessary for executing the liquidation procedures, including settling the company’s obligations with third parties, as prescribed in Articles 326 and 332 of aforementioned law. Since the records fail to indicate the dissolution of the contested company and the initiation of its liquidation, the Appellant’s argument regarding the dissolution of the legal personality of the Appeal lacks legal basis.
Hoewel [gedaagde] aanvoert dat A.G. Steel ‘onvoldoende bestaat om haar vordering in rechte geldend te maken’, volgt uit de legal opinion die [gedaagde] heeft ingebracht het tegendeel. Hierin staat namelijk onder 3 over de rechtspersoonlijkheid van A.G. Steel en haar houdstermaatschappij:
AG Steel Holding W.L.L. and AG Steel Trading W.L.L. have a separate legal entity from their partners. In fact, since the companies have not been dissolved or liquidated, this legal personality still exists and grants them the right to litigate through their legal representatives, Mr. [gedaagde] and Mr. [betrokkene], each of them based on their authority to sign individually, can represent the companies or appoint lawyers on their behalf (…)
Als vaststaand moet daarom worden aangenomen dat A.G. Steel rechtspersoonlijkheid heeft en de onderhavige procedure mag voeren en voortzetten.
2.3.
[gedaagde] voert nog aan dat hij nog steeds bestuurder is en A.G. Steel alleen kan procederen door een besluit van de beide bestuurders gezamenlijk, wat gelet op de feitelijke situatie van het onderhavige geschil is uitgesloten, aldus [gedaagde]. Hij verwijst naar de onderbouwing in zijn akte van 8 november 2023 onder nummer 9 en verder. Zijn standpunt komt er op neer dat het besluit ten aanzien van zijn ontslag als bestuurder nietig is. A.G. Steel betwist dit. Zij heeft in haar akte van 6 december 2023 aangevoerd dat als de besluitvorming al aantastbaar zou zijn (wat zij betwist), naar het recht van Bahrein de termijn waarbinnen geageerd had moeten worden ruim verstreken is. Zij verwijst naar artikel 215 van de ‘Commercial Companies’. Uit het citaat van dat artikel in haar akte volgt dat een vordering tot nietigverklaring van een besluit na één jaar vanaf de dag waarop het besluit werd genomen, verjaart. Omdat niet is gebleken dat een vordering tot nietigverklaring is ingediend tegen het ontslagbesluit van 21 december 2014, slaagt het beroep op verjaring en volgt de rechtbank [gedaagde] niet in zijn betoog.
2.4.
De rechtbank constateert dat partijen van mening verschillen of A.G. Steel nog over een bankrekening beschikt. De vraag over het al dan niet hebben van een bankrekening acht de rechtbank echter niet van belang voor de ontvankelijkheid van A.G. Steel. Dit heeft immers zoals A.G. Steel terecht aanvoert, geen invloed op de juridische status van een entiteit.
2.5.
Gelet op het vorenstaande staat vast dat A.G. Steel ontvankelijk is in haar vorderingen. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor akte door A.G. Steel. Zij zal daarbij haar vordering opnieuw moeten instellen en materieel onderbouwen, als ware er geen Bahreinse procedures gevoerd. Ook zal zij dienen aan te tonen dat haar vordering ook naar Bahreins recht toewijsbaar is. [gedaagde] zal vervolgens op die akte mogen reageren.
Verzoek heroverweging (eind)beslissing
2.6.
A.G. Steel heeft de rechtbank verzocht terug te komen op haar overwegingen in 5.10 tot en met 5.16 casu quo (eind)beslissing van het tussenvonnis. De rechtbank ziet daar geen aanleiding toe. Het betreft immers een uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven oordeel en niet is gebleken dat de overwegingen berusten op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag.
2.7.
De antwoorden onder 22 tot en met 37 in de door A.G. Steel ingebrachte ‘legal opinion’ maken dat niet anders. Daarin wordt namelijk niet uitgelegd waarom het strafrechtelijke vonnis nog materiële werking zou hebben, terwijl dit is vernietigd. Het argument dat de vernietiging slechts werd veroorzaakt door een formele fout / een termijnoverschrijding en dat dit [gedaagde] niet ontslaat van zijn aansprakelijkheid voor gepleegde en bewezen feiten, is daarvoor in elk geval onvoldoende.
Verzoek tussentijds openstellen hoger beroep
2.8.
Voor het geval de rechtbank niet terugkomt op haar hierboven genoemde overwegingen in het tussenvonnis, heeft A.G. Steel de rechtbank verzocht om tussentijds hoger beroep open te stellen tegen deze redenering en (eind)beslissing). [gedaagde] heeft zich tegen dit verzoek verzet en gewezen op de onaanvaardbare vertraging die een tussentijds hoger beroep met zich zou brengen. Hij wijst er daarbij op dat hij door het gelegde beslag beperkt wordt op de gebruiksmogelijkheden van zijn eigendommen.
2.9.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 337 lid 2 Rv tussentijds hoger beroep van een tussenvonnis alleen open staat als de rechtbank dat bepaalt. Bij gebreke van consensus daarover kan een verzoek tot tussentijds hoger beroep slechts op grond van zwaarwegende omstandigheden worden toegewezen. Die heeft A.G. Steel onvoldoende aangevoerd. De procedure in Nederland duurt inmiddels al vele jaren, en de vertraging die een (overigens voorshands weinig kansrijk ogend) tussentijds hoger beroep met zich zal brengen zal wederom aanzienlijk zijn. Daar komt bij dat de materiële substantiering van haar vordering die thans van A.G. Steel wordt verlangd, haar weinig moeite zou moeten kosten. Zij heeft haar vordering in de Bahreinse strafprocedure kennelijk reeds met zodanige bewijsstukken kunnen onderbouwen dat zij de Bahreinse rechtbank daarmee heeft weten te overtuigen, dus een vertaling van die stukken zou moeten volstaan. De belangen van [gedaagde] die nu al jaren geconfronteerd wordt met het op zijn eigendommen gelegde conservatoire beslag, dienen daarom te prevaleren boven die van A.G. Steel. Het verzoek tot tussentijds hoger beroep wordt daarom afgewezen.
2.10.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 7 augustus 2024voor het nemen van een akte door A.G. Steel over wat is vermeld onder 2.5, waarna [gedaagde] op een termijn van zes weken daarna een antwoordakte kan nemen,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2024.
1621