ECLI:NL:RBNHO:2024:14021

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
C/15/345523 / JU RK 23-1632
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van terug naar huis onderzoek

Op 21 juni 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 24 december 2024, omdat het terug naar huis onderzoek nog niet is afgerond. De moeder van [de minderjarige] werkt goed mee aan het onderzoek, wat positief wordt beoordeeld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het belangrijk is om voldoende tijd te nemen voor het onderzoek, zodat er een helder advies kan worden geschreven over het perspectief van [de minderjarige].

Tijdens de mondelinge behandeling waren de moeder, de oma, en vertegenwoordigers van de GI en de accommodatie jeugdhulpaanbieder aanwezig. De kinderrechter heeft de situatie van [de minderjarige] beoordeeld, waarbij is opgemerkt dat hij sinds september 2020 in een jeugdhulpaanbieder verblijft en sinds de zomervakantie van 2023 afwisselend bij zijn moeder en de jeugdhulpaanbieder woont. De kinderrechter heeft benadrukt dat de huidige situatie schadelijk kan zijn voor de ontwikkeling van [de minderjarige] en dat er snel duidelijkheid moet komen over zijn toekomstperspectief.

De kinderrechter heeft de GI verzocht om de kinderrechter uiterlijk tien dagen voor de volgende behandeling schriftelijk te informeren over de stand van zaken met betrekking tot [de minderjarige] en de uitkomst van het terug naar huis onderzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. W.C. Oosterbroek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Sicking als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaaknummer: C/15/345523 / JU RK 23-1632
datum uitspraak: 21 juni 2024
beschikking over een (aangehouden) verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Velserbroek,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. F.R. Menso, gevestigd te Alkmaar,
[de oma],
hierna te noemen: de oma,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. M. van der Weide, gevestigd te Alkmaar,
De kinderrechter merkt als informant aan:
[accommodatie jeugdhulpaanbieder],
hierna te noemen: [accommodatie jeugdhulpaanbieder] ,
gevestigd te [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van deze rechtbank van 21 december 2023;
- de brief van de GI, met bijlagen, van 5 juni 2024.
1.2.
Op 21 juni 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- de oma met haar advocaat;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI;
- [vertegenwoordiger van de accommodatie jeugdhulpaanbieder 1] en [vertegenwoordiger van de accommodatie jeugdhulpaanbieder2] , namens [accommodatie jeugdhulpaanbieder] .
1.3.
[de minderjarige] heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling apart met de kinderrechter gesproken.
1.4.
De kinderrechter heeft na sluiting van de zitting direct mondeling uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1.
De moeder is samen met oma belast met het gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] heeft sinds 2 september 2020 in eerste instantie volledig bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] verbleven. Vanaf de zomervakantie van 2023 verblijft [de minderjarige] de ene week bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] en de andere week bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 24 december 2020 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld. In deze beschikking heeft de kinderrechter ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verleend voor verblijf in een accommodatie jeugdhulpaanbieder. Deze machtigingen zijn daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 24 december 2023.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 21 december 2023 is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 24 december 2024. De machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] is verlengd tot 24 juni 2024 en voor het overige (zes maanden) aangehouden tot deze zitting. Hiertoe heeft de rechtbank het volgende overwogen:
5.4.
De kinderrechter acht het schadelijk voor de verdere ontwikkeling van [de minderjarige] als de huidige situatie en onzekerheid over zijn toekomstperspectief nog langere tijd blijft voortduren. Het is betreurenswaardig dat het TNHO door afwezigheid en wisselingen binnen de GI niet eerder heeft plaatsgevonden, waardoor [de minderjarige] en de moeder nog steeds in onzekerheid verkeren over de plek waar [de minderjarige] zal gaan opgroeien. De kinderrechter acht het van groot belang dat het TNHO nu voortvarend wordt opgepakt en er zo snel mogelijk duidelijkheid komt over het perspectief van [de minderjarige] . De GI heeft aangegeven dat de verwachting is dat het TNHO in ieder geval binnen zes maanden zal zijn afgerond. De kinderrechter zal daarom, overeenkomstig het verzoek van de moeder en oma, de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengen voor kortere duur dan verzocht, te weten voor de duur van zes maanden. Het overige deel van het verzoek zal worden aangehouden tot een nadere mondelinge behandeling. De GI wordt verzocht de kinderrechter uiterlijk tien dagen voorafgaand aan deze behandeling schriftelijk dient te informeren over de recente stand van zaken met betrekking tot [de minderjarige] en de uitkomst van het TNHO.

3.Het verzoek

3.1.
De GI handhaaft haar verzoek om de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, dus tot 24 december 2024.
3.2.
Bij brief van 5 juni 2024 geeft de GI hierover het volgende aan.
De moeder is de afgelopen periode hard aan het werk en heeft veel afspraken. Zij werkt gemotiveerd mee en staat open voor de hulpverlening. Op 9 april 2024 heeft er een overleg plaatsgevonden met alle betrokken hulpverlening, waarbij er nieuwe terug naar huis voorwaarden zijn opgesteld. Verder kwam uit een gesprek op 24 april 2024 de conclusie dat de intensieve behandeling van de moeder bij de Viersprong niet het gewenste effect oplevert. Het lijkt de moeder af te leiden van de focus op het terug naar huis onderzoek en de behandelaar ziet dat het programma van de Viersprong op dit moment te intensief is en te veel energie kost. In dit overleg is dan ook besloten om deze behandeling voor nu stop te zetten. De moeder heeft al jarenlang behandeling gehad voor haar borderline persoonlijkheidsstoornis, maar de groepstherapie lijkt niet het gewenste effect op te leveren. De moeder zal wel opnieuw naar de Cocaine Anonymous Meetings gaan. De moeder zit nog midden in het proces van het terug naar huis onderzoek. Met [de minderjarige] gaat het om deze reden wisselend. Hij probeert op zijn manier zich tussen deze twee situaties te manoeuvreren en dat is niet makkelijk voor hem. [de minderjarige] is een veerkrachtige jongen en doet het goed op school. Hij heeft veel baat bij de gesprekken die hij voert met zijn psycholoog. Aangezien er nog geen duidelijkheid is over het opvoedperspectief van [de minderjarige] , zijn hiermee de ontwikkelingsbedreigingen van [de minderjarige] nog niet weggenomen.
3.3.
Ter zitting heeft de GI het volgende aangegeven. Het terug naar huis onderzoek heeft een lange aanloop gehad, maar het onderzoek is nu goed van start gegaan. Er is een fijne onderlinge samenwerking.

4.De standpunten

4.1.
[de minderjarige] heeft bij de kinderrechter aangegeven dat het goed gaat met hem. Hij vindt het fijn dat hij nu vaker bij zijn moeder is. Het liefst zou [de minderjarige] helemaal bij zijn moeder wonen. Ook gaat [de minderjarige] elke vrijdag naar zijn oma.
4.2.
Door en namens de moeder is naar voren gebracht dat zij achter het verzoek staat. Alle neuzen staan dezelfde kant op met betrekking tot het terug naar huis onderzoek. Vergeleken met vier jaar geleden gaat het nu al een stuk beter met [de minderjarige] en de moeder. De moeder en oma hebben samen een goed systeem gecreëerd.
4.3.
Door en namens de oma is naar voren gebracht dat zij achter het verzoek staat, maar dat zij wel vindt dat het terug naar huis onderzoek erg lang duurt. De oma heeft wel vertrouwen in het onderzoek.
4.4.
[vertegenwoordiger van de accommodatie jeugdhulpaanbieder 1] heeft namens [accommodatie jeugdhulpaanbieder] naar voren gebracht dat dat zij een loyaliteitsconflict ziet bij [de minderjarige] . Hij heeft telkens twee á drie dagen nodig om weer te landen bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] . Je ziet dat [de minderjarige] dat zwaar vindt en hij uit dit met woede en frustratie. Desgevraagd heeft [vertegenwoordiger van de accommodatie jeugdhulpaanbieder 1] aangegeven dat [accommodatie jeugdhulpaanbieder] het nog steeds aankan met [de minderjarige] . Het is dan wel belangrijk dat [accommodatie jeugdhulpaanbieder] op de hoogte gehouden wordt over de processen bij de moeder. Het is helpend dat de overdracht van [de minderjarige] nu bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] is, zodat de begeleiding even met de moeder kan praten.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van het aangehouden deel (zes maanden) van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). Hiertoe is het volgende redengevend.
5.2.
Het terug naar huis onderzoek is nog niet afgerond, waardoor nog niet duidelijk is waar het perspectief van [de minderjarige] ligt. Alle betrokkenen staan achter dit onderzoek en de moeder werkt ook goed mee met het onderzoek, wat zeer positief is. Ondanks dat de aanloop naar het onderzoek al erg lang duurt is het wel van belang dat er voldoende tijd en ruimte is, zodat er een helder advies geschreven kan worden. Ook is het belangrijk dat [accommodatie jeugdhulpaanbieder] goed op de hoogte wordt gehouden van de ontwikkelingen rondom de moeder, zodat zij goed kunnen aansluiten bij [de minderjarige] . Verder is de huidige situatie voor [de minderjarige] ingewikkeld, waardoor er blijvend voldoende aandacht dient te zijn voor zijn emoties en frustraties. De kinderrechter gaat ervan uit dat in het komende half jaar duidelijk is of [de minderjarige] weer volledig bij de moeder kan wonen of niet.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 24 juni 2024 tot 24 december 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2024 door mr. W.C. Oosterbroek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Sicking als griffier, en op schrift gesteld op 2 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.