ECLI:NL:RBNHO:2024:14027

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
21-5938
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak na tussenuitspraak inzake openbaarmaking van documenten door de gedeputeerde staten van Noord-Holland

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen JVG Vastgoed Groep B.V. en de gedeputeerde staten van Noord-Holland. Deze uitspraak volgt op een eerdere tussenuitspraak van 6 juni 2024, waarin de rechtbank gebreken constateerde in het bestreden besluit van 16 september 2021. De rechtbank had de gedeputeerde staten (GS) de gelegenheid gegeven om deze gebreken te herstellen. In de einduitspraak oordeelt de rechtbank dat GS de motivering voor een deel voldoende heeft aangevuld, maar dat er nog steeds gebreken zijn, met name met betrekking tot de openbaarmaking van document 3. De rechtbank kan niet verifiëren of het gelakte deel van document 3 een correcte weergave is van de oorspronkelijke tekst, omdat de onderliggende ongelakte stukken niet zijn overgelegd. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard en wordt het bestreden besluit vernietigd. GS moet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit nemen, rekening houdend met de bevindingen van de rechtbank. Tevens is GS verplicht om het griffierecht en de proceskosten van eiseres te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/5938

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2024 in de zaak tussen

JVG Vastgoed Groep B.V., uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. R. Ridder),
en

gedeputeerde staten van Noord-Holland

(gemachtigde: mr. S. Tadic en T. Offerman).

Procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft op 6 juni 2024 een tussenuitspraak gedaan. Voor het verloop van de procedure tot dan toe, verwijst de rechtbank naar wat daarover in de tussenuitspraak staat vermeld.
1.2.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank verweerder (GS) in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit van 16 september 2021 te herstellen, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen.
1.3.
In reactie op de tussenuitspraak heeft verweerder op 18 juli 2024 een aanvullende motivering toegezonden. Eiseres heeft daar in een zienswijze schriftelijk op gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
Wat stond er in de tussenuitspraak?
3.1.
In de tussenuitspraak constateerde de rechtbank drie gebreken. Het eerste gebrek betreft de zoekslag. GS heeft weliswaar op zichzelf de zoekslag voldoende inzichtelijk gemaakt, maar uit het bestreden besluit blijkt niet of gezocht is op de zoektermen ‘ [naam 1] ’, ‘ [bedrijf] B.V.’ en/of ‘(honorair) consul Roemenië’ en als daarop is gezocht, wat de bevindingen waren. De hoor- en adviescommissie adviseerde GS om bij de beslissing op bezwaar ook die zoektermen in aanmerking te nemen. Het tweede gebrek gaat over informatie over reizen naar Roemenië in relatie tot het dossierteam en het beleidsteam strafproces [naam 2] . Deze teams zijn door Provinciale Staten gevormd naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek naar [naam 2] . In dat onderzoek hebben onder andere de reizen naar Roemenïe [1] een rol hebben gespeeld. Tot het moment van de tussenuitspraak was daarover niets terug te lezen in de besluitvorming waar dit beroep over gaat. Het derde gebrek gaat over document 3. Omdat het oorspronkelijke document niet bij de stukken zit, kon de rechtbank niet verifiëren of het gelakte deel wel of geen weergave van de oorspronkelijk tekst is.
3.2.
De rechtbank stelde GS in de gelegenheid om de gebreken te herstellen.
Om de gebrek te herstellen, moet GS
a. a) nader onderbouwen waarom de zoekslag in het licht van het bestaan van het dossierteam en het beleidsteam strafproces [naam 2] , niet heeft geleid tot het aantreffen van meer documenten en (al dan niet gedeeltelijke) openbaarmaking van die documenten,
b) (nader) gemotiveerd reageren op het advies van de hoor- en adviescommissie over de zoektermen die in overweging 5.4 van de tussenuitspraak zijn opgenomen en
c) de weglakkingen in document 3 verder onderbouwen.
Beleids- en dossierteam
4.1
De rechtbank is van oordeel dat GS na de tussenuitspraak de besluitvorming rondom het onder 3.1 genoemde team in relatie tot reizen naar Roemenië wel voldoende heeft gemotiveerd. GS heeft namelijk aangevoerd dat de provincie Noord-Holland zich als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces en dat het ambtelijke ‘beleids- en dossierteam strafproces [naam 2] ’ is gevormd om benadeling te signaleren. Ook heeft GS betoogd dat het team van het Openbaar Ministerie de beschikking kreeg over relevante documenten uit het strafdossier. Het strafdossier werd toegezonden met de mededeling dat het justitieel vertrouwelijke stukken zijn, niet voor verdere verspreiding bedoeld. De bevindingen van het team zijn opgeslagen in één van de bronnen (opslagsystemen) die zijn genoemd in het bestreden besluit. Ook beschikte het team over andere bronnen die in het bestreden besluit staan genoemd. Volgens GS hebben ook reizen naar Roemenië een rol gespeeld in dat onderzoek. Die informatie is aangetroffen in documenten 8 en 9, waaronder de GS-nota met registratienummer [nummer] . Die documenten zijn in bezwaar opnieuw beoordeeld en deels openbaar gemaakt. GS betoogt dat er geen andere bronnen zijn dan de bronnen die in het bestreden besluit zijn genoemd.
4.2
De rechtbank volgt eiseres niet in het standpunt dat met die aanvullende motivering van GS aannemelijk is geworden dat in de stukken die GS van het Openbaar Ministerie ontving, documenten voorkomen die onder de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen en niet eerder openbaar zijn gemaakt. Uit bijlage 2 waarnaar eiseres in haar reactie van 24 juli 2024 op de aanvullende motivering verwijst volgt immers juist dat deze correspondentie om processtukken gaat, omdat GS hierin aangeeft zich te willen voegen als benadeelde partij in de strafzaak. Het is aannemelijk dat GS de stukken ontving met de mededeling dat het justitieel vertrouwelijke stukken zijn en niet voor verdere verspreiding bedoeld en dat de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in de weg staat aan openbaarmaking van die processtukken op grond van de Wob [2] . Dit staat niet letterlijk in het bestreden besluit en ook niet in de aanvullende motivering, dat is een motiveringsgebrek. De rechtbank zal dit gebrek echter met toepassing van 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht passeren, omdat eiseres hierdoor niet in haar belangen is geschaad nu duidelijk is op welke grond de weigering stoelt en deze weigering terecht is.
zoekslag
5. De rechtbank is van oordeel dat GS voldoende gemotiveerd heeft dat wel is gezocht op de termen ‘ [naam 1] ’, ‘ [bedrijf] B.V.’ en/of ‘(honorair) consul Roemenië’. GS gaat ervan uit dat die termen per abuis niet zijn genoemd in de lijst met zoektermen. Op basis van die zoektermen zijn niet méér documenten aangetroffen, aldus GS. Eiseres heeft in haar zienswijze aangevoerd dat de aanvullende motivering op dit punt ondeugdelijk is, deze beroepsgrond slaagt gelet op het vorenstaande niet.
Document 3
6.1
Onderdeel van het dossier is een e-mail van 16 oktober 2012 over verre reizen (document 2). Bij die e-mail zit een bijlage, die in de lijst bij het primaire besluit en in dit beroep wordt aangeduid als document 3. Voor document 3 geldt volgens GS dat daarin verschillende passages uit GS-nota’s zijn verzameld en dat het voornamelijk gaat om reizen naar verre bestemmingen die niet onder het verzoek van eiseres vallen. GS heeft als steekproef één van die GS-nota’s opgezocht waarin de passage staat die in document 3 is openbaargemaakt. Die passage is een volledige weergave van de oorspronkelijke tekst, aldus GS.
6.2
In de zienswijze erkent eiseres dat in dat document de samenvatting van de vragen een volledige weergave is van het antwoord op de gestelde vraag. Maar daarmee heeft GS volgens eiseres nog steeds niet gemotiveerd of het weggelakte deel in document 3 een samenvatting of een volledige weergave van de oorspronkelijke tekst is. Eiseres stelt dat GS het motiveringsgebrek niet heeft hersteld.
6.3
De rechtbank heeft nogmaals kennis genomen van document 3, zonder weglakkingen en de inhoud daarvan vergeleken met de GS-nota’s die bij de aanvullende motivering is overgelegd. De rechtbank stelt vast dat de lay-out van beide documenten weliswaar verschilt, maar dat de documenten qua tekst identiek zijn. De passage is daarmee inderdaad een volledige weergave van de oorspronkelijke test, zoals GS stelt.
De rechtbank constateert ook dat de nu door GS overgelegde nota’s niet de teksten zijn waarvan in het kader van de openbaarmaking delen zijn weggelakt. Met andere woorden, GS heeft nog steeds niet de onderliggende ongelakte GS nota’s ter beoordeling aan de rechtbank overgelegd. De rechtbank kan daardoor ook nu niet verifiëren of het gelakte deel wel of geen weergave van de oorspronkelijk tekst is. Het gaat bijvoorbeeld om de oorspronkelijke versie van de tekst die in document 3 het opschrift ‘ [opschrift] ’ heeft.

Conclusie en gevolgen

7. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken, is het beroep gegrond. GS is er niet in geslaagd de gebreken te herstellen wat betreft document 3. De rechtbank vernietigt voor zover het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, voor zover dat wordt vernietigd, in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de rechtmatige uitkomst naar de huidige stand van zaken nog te veel open ligt. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een tweede bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. GS moet daarom een nieuw besluit nemen rekening houdend met deze uitspraak en de tussenuitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet GS aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
9. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. GS moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 875,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.187,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij is beslist over document 3;
- draagt GS op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak;
- draagt GS op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt GS in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.187,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.opmerking rechtbank: in overweging 6.1. van de tussenuitspraak stond per abuis ‘Istanbul’.
2.Zie bijvoorbeeld overweging 2.4.2 van de uitspraak van 30 mei 2012, van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2012:BW6946