In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 april 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van vier minderjarigen, [de minderjarige 1], [de minderjarige 2], [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd, voornamelijk door de persoonlijke problematiek van de moeder. De moeder heeft niet voldaan aan de voorwaarden die door de gecertificeerde instelling (GI) zijn gesteld, wat heeft geleid tot een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar. De kinderen verblijven momenteel in gezinshuizen en de kinderrechter heeft geoordeeld dat deze plaatsingen gewaarborgd moeten worden. De moeder heeft aangegeven dat zij teleurgesteld is over de gang van zaken en heeft verzocht om de GI te vervangen. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de situatie van de kinderen en de moeder nog niet voldoende verbeterd is om terugplaatsing mogelijk te maken. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ondanks mogelijke hoger beroep.