ECLI:NL:RBNHO:2024:14038

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
C/15/350507 / JU RK 24-458
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 april 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van vier minderjarigen, [de minderjarige 1], [de minderjarige 2], [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd, voornamelijk door de persoonlijke problematiek van de moeder. De moeder heeft niet voldaan aan de voorwaarden die door de gecertificeerde instelling (GI) zijn gesteld, wat heeft geleid tot een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar. De kinderen verblijven momenteel in gezinshuizen en de kinderrechter heeft geoordeeld dat deze plaatsingen gewaarborgd moeten worden. De moeder heeft aangegeven dat zij teleurgesteld is over de gang van zaken en heeft verzocht om de GI te vervangen. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de situatie van de kinderen en de moeder nog niet voldoende verbeterd is om terugplaatsing mogelijk te maken. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ondanks mogelijke hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/350507 / JU RK 24-458
Datum uitspraak: 26 april 2024
beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Alkmaar,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , hierna te noemen [de minderjarige 2] ,
[de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , hierna te noemen [de minderjarige 3] ,
[de minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , hierna te noemen [de minderjarige 4] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. J.W.E. Groot, gevestigd te Wognum.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van de GI, ontvangen op 22 maart 2024;
  • het verweerschrift, met zelfstandig verzoek, van de moeder, van 19 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • mr. J.W.E. Groot, namens de moeder;
  • namens de GI, [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] .
1.3.
De moeder is, met afbericht, niet ter zitting verschenen.
1.4.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling gesproken met de kinderrechter. [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] zijn ook in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken, maar zij hebben hier geen gebruik van gemaakt.
1.5.
Het verzoek is gelijktijdig behandeld met het verzoek van de GI tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing en het verzoek van de GI tot het benoemen van een bijzonder curator, bekend onder zaaknummer: C/15/351640 / JU RK 24-624 en C/15/350978 / FA RK 24/1657.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verblijven bij een gezinshuis in [plaats] . [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] verblijven bij een gezinshuis in [plaats] .
[de minderjarige 3]
2.3.
Bij beschikking van 2 februari 2023 heeft de kinderrechter [de minderjarige 3] voorlopig onder toezicht gesteld tot 2 mei 2023. Bij beschikking van de kinderrechter van 1 mei 2023 is [de minderjarige 3] definitief onder toezicht gesteld tot 1 mei 2024.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 2 februari 2023 tevens een machtiging verleend om [de minderjarige 3] met spoed uit huis te plaatsen in een netwerkgezin dan wel een crisispleeggezin voor de duur van vier weken, onder aanhouding van het meer verzochte. Bij beschikking van 14 februari 2023 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 3] verlengd tot 2 mei 2023. Bij beschikking van 1 mei 2023 is een machtiging verleend om [de minderjarige 3] uit huis te plaatsen in een pleeggezin tot 1 september 2023.
2.5.
Bij beschikking van 31 mei 2023 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 3] van een voorziening voor pleegzorg gewijzigd naar een plaatsing in een gezinshuis. Bij beschikking van 10 augustus 2023 is een machtiging verleend om [de minderjarige 3] uit huis te plaatsen in een gezinshuis tot 1 mei 2024.
[de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 4]
2.6.
Bij beschikking van de kinderrechter van 13 juli 2023 zijn [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 4] onder toezicht gesteld tot 1 mei 2024.
2.7.
Bij beschikking van 30 november 2023 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend voor de kinderen voor de duur van vier weken, onder aanhouding van het overige. Bij beschikking van 11 december 2023 is een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 1 mei 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI onderbouwt het verzoek als volgt. De kinderen worden nog steeds in hun ontwikkeling bedreigd en dit heeft vooral te maken met de persoonlijke problematiek van de moeder en het effect hiervan op de kinderen. De GI heeft de moeder verschillende voorwaarden gesteld in verband met haar persoonlijke problematiek. Deze voorwaarden kunnen alleen behaald worden als de moeder hulpverlening voor zichzelf aangaat. [hulpverleningsorganisatie] is een periode bij de moeder betrokken geweest. Deze organisatie heeft geprobeerd voor de moeder bewindvoering aan te vragen, maar de moeder is vervolgens twee keer niet op de zitting hierover verschenen. Ook staat de moeder niet open voor de voorgestelde persoonlijke hulpverlening. De moeder was eerder in behandeling bij [hulpverleningsorganisatie] en de GI en de moeder zullen hier binnenkort ook een gesprek hebben. Het ontbreken van inzicht en het ontkennen van de problematiek door moeder zorgt ervoor dat de hulpverlening met de moeder in een vicieuze cirkel is terechtgekomen en het niet tot een oplossing komt. Hierdoor kan er vooralsnog ook nog niet van een thuisplaatsing gesproken worden. Ook zijn er veel zorgen geweest over de thuissituatie. Hiervoor werd opvoedondersteuning ingezet, maar dit nooit echt van de grond gekomen.
3.3.
Bij de kinderen wordt het volgende gezien. [de minderjarige 1] heeft een zeer grote wens om bij zijn moeder te wonen. Hij geeft aan dat hij heeft geleerd hoe om te gaan met de periodes van moeder en dit werkt voor hem. Ook [de minderjarige 2] geeft aan graag terug te willen naar de moeder. [de minderjarige 2] heeft bij de moeder aangegeven dat hij een zelfmoordpil wil kopen, waarop hij vervolgens gezien is door de huisarts en de crisisdienst. Beide constateren dat [de minderjarige 2] somber is en boosheid ervaart, maar niet (acuut) suïcidaal is. [de minderjarige 3] draait vanaf het begin van de plaatsing goed mee in het gezinshuis. Het lijkt goed met hem te gaan, maar er zijn ook nog zorgen over ongeremd en impulsief gedrag. [de minderjarige 4] was bij de start van de uithuisplaatsing regelmatig in zichzelf gekeerd, maar nu wordt gezien dat zij steeds opener en vrolijker wordt.
3.4.
Een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing is dus noodzakelijk. Het komende jaar moet het perspectief van de kinderen helder worden. Daarnaast moet er gewerkt worden aan diagnostiek en behandeling voor de kinderen zelf, zodat er duidelijk in beeld komt wat er bij hen speelt. Ook is het van belang dat moeder (mee)werkt aan de gestelde voorwaarden, zodat er een Terug Naar Huis Onderzoek kan plaatsvinden.
3.5.
De GI heeft ter zitting nog het volgende toegevoegd. De ontwikkelingsbedreiging van de kinderen komt nog steeds door de persoonlijke problematiek van de moeder en de uitwerking daarvan op de kinderen. De kinderen worden belast met volwassenproblematiek en zijn van teveel zaken op de hoogte. Verder wordt bij de moeder nog geen verandering gezien. Desgevraagd heeft de GI aangegeven dat het doel nog steeds is dat de kinderen terug naar de moeder gaan. [hulpverleningsorganisatie] en de GI hadden ook een plan opgesteld om de omgang uit te breiden. [hulpverleningsorganisatie] was tot alles bereid, ook tot omgangsbegeleiding in het weekend. De moeder weigert echter om nog langer samen te werken met [hulpverleningsorganisatie] . De gezinsvoogd vindt het verschrikkelijk dat de kinderen daardoor de moeder niet kunnen zien. Verder is de moeder ook niet verschenen op afspraken bij Parlan voor het terug naar huis onderzoek. Ook wil zij geen bankrekening openen voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Voor de moeder kan het prettig zijn als zij iemand heeft die naast haar staat en haar kan ondersteunen in gesprekken.

4.Het verweer van de moeder

4.1.
De moeder verzoekt:
  • primair: de verzoeken van de GI af te wijzen;
  • subsidiair: de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] slechts te verlengen voor de duur van één maand en bij [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] voor de duur van twee maanden, binnen welke termijn de terugplaatsing van de kinderen dient te geschieden;
  • en, indien de kinderrechter wel gronden aanwezig acht voor een verlenging van de ondertoezichtstelling, de huidige GI te vervangen door een andere GI, indien te voorzien is dat de nieuwe gezinsvoogden van de GI de vastgelopen samenwerking/situatie niet zullen kunnen vlottrekken.
4.2.
De moeder brengt hiertoe het volgende naar voren. De moeder is teleurgesteld en boos over het evaluatieverslag van [hulpverleningsorganisatie] . Zij mist in het rapport belangrijke positieve ontwikkelingen en context waardoor er een negatief beeld van de moeder wordt geschetst. De moeder heeft bij [hulpverleningsorganisatie] aangegeven dat haar vertrouwen in de begeleider is geschaad en dat de moeder haar niet meer als begeleider bij de omgang wenst.
4.3.
Verder doet de moeder heel hard haar best en maakt zij een positieve ontwikkeling door. Zo heeft zij een nieuwe baan voor 25 uur per week en heeft zij haar financiën zo goed als op orde. Ook heeft de moeder zich op advies van de GI bij de GGZ aangemeld. De GGZ heeft geen psychische stoornis vastgesteld waarvoor behandeling nodig is en het contact is inmiddels afgesloten. De GI stelt dat er sprake is van persoonlijke problematiek van de moeder, maar zij snapt niet wat de GI van haar wil. De moeder heeft namelijk meegewerkt aan alles wat is voorgesteld.
4.4.
De moeder maakt zich ook zorgen over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , aangezien zij niet tevreden zijn over het gezinshuis waar zij verblijven. Het gedrag van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is ook erg veranderd sinds zij in het gezinshuis verblijven. De kinderen willen graag terug naar de moeder. Ook [de minderjarige 4] en [de minderjarige 3] willen terug naar de moeder.
4.5.
De moeder betwist ook dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De kinderen lijden onder de uithuisplaatsing. Ook heeft de moeder in het verleden al laten zien dat zij persoonlijke hulp voor de kinderen inschakelde als zij dit nodig hadden. De moeder geeft de rechtbank in overweging om de GI te vervangen als de inschatting wordt gemaakt dat de nieuwe gezinsvoogden de vastgelopen samenwerking niet kunnen vlottrekken.

5.De mening van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4]

5.1.
[de minderjarige 1] heeft aangegeven dat hij het liefst teruggaat naar de moeder, maar in het gezinshuis gaat het nu ook wel goed. [de minderjarige 1] wil [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] graag vaker zien.
5.2.
[de minderjarige 2] heeft aangegeven dat hij weer graag terug wil naar de moeder. Hij heeft ook van de moeder begrepen dat het heel goed gaat bij haar thuis. Hij is van mening dat alle vier de kinderen direct terug kunnen naar huis. Verder gaat het nu in het gezinshuis wel goed.
5.3.
De mening van [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] is niet bekend bij de kinderrechter.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
6.2.
[de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] worden nog steeds in hun ontwikkeling bedreigd en de zorgen zijn groot. Deze ontwikkelingsbedreiging komt voornamelijk door de persoonlijke problematiek van de moeder en de invloed hiervan op de kinderen. Tot op heden is hier onvoldoende verbetering in gezien. Het lukt de moeder niet aan de door de GI gestelde voorwaarden te voldoen met betrekking tot haar persoonlijke problematiek. Ook lijkt de moeder inmiddels een volledige blokkade te ervaren door alle zaken rondom de ondertoezichtstelling. Zo wil de moeder niet meer meewerken met de omgangsbegeleiding vanuit [hulpverleningsorganisatie] , is zij niet verschenen bij afspraken bij Parlan voor het Terug Naar Huis Onderzoek en was zij niet aanwezig bij zittingen over bewindvoering. Het lukt de moeder daardoor onvoldoende om de belangen van de kinderen voorop te stellen. Het is zeer zorgelijk dat de kinderen de moeder nu al twee maanden niet gezien hebben. De kinderrechter acht het ook schrijnend dat de moeder geen bankrekening wil open voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , waardoor zij geen bijbaantje kunnen zoeken. Of er sprake is van onwil of onmacht bij de moeder lijkt op dit moment onduidelijk, maar de sleutel tot verandering ligt nog steeds bij de moeder. Ten slotte wordt bij de kinderen gezien dat zij belast worden met volwassenenproblematiek.
6.3.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
6.4.
Verder wordt gezien dat het goed gaat met de kinderen in de gezinshuizen. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat deze plaatsing gewaarborgd moet worden. De GI heeft ter zitting toegelicht dat de insteek nog steeds is dat de kinderen naar huis gaan. Hiertoe had de GI ook een plan opgesteld om de omgang uit te breiden. Door de weigerachtige houding van de moeder tegenover [hulpverleningsorganisatie] is dat nu gestagneerd en hebben de kinderen de moeder inmiddels twee maanden niet gezien. De kinderen kunnen daarom op dit moment nog niet naar huis.
6.5.
De machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] wordt dan ook verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling.
6.6.
Ten overvloede merkt de kinderrechter op dat het van belang is dat er iemand is die naast de moeder komt staan, haar kan ondersteunen en die zij vertrouwt. Wellicht dat de advocaat van de moeder of de nieuwe gezinsvoogd iets hierin kunnen betekenen. Het is een lastige situatie voor de moeder en de hoop is dat zij met een eigen begeleider stappen kan zetten.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
  • [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
  • [de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
  • [de minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
van 1 mei 2024 tot 1 mei 2025;
7.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 1 mei 2024 tot 1 mei 2025;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2024 door mr. A.R.A.R. Sitaldin, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Sicking als griffier, en op schrift gesteld op 2 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.