Uitspraak
1.[eiseres] ,
[eiser],
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 4 november 2024.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
zeer recent” ontvangen. De kantonrechter leidt hieruit af dat [eisers] bedoelen te stellen dat het bezwaar dat zij op 25 september 2024 hebben gemaakt tegen de berekening van de beslagvrije voet (en de overige gang van zaken, zie hiervoor 2.6) is gedaan binnen vier weken nadat de in artikel 475i lid 2 Rv bedoelde berekening door hen is ontvangen en dat een eventuele verhoging van de beslagvrije voet met terugwerkend kracht werkt (gelet op artikel 475i lid 3 Rv).
vordering onder Iwordt afgewezen omdat de kantonrechter, als voorzieningenrechter, geen verklaringen voor recht kan geven.
vordering onder IIvan [eisers] , inhoudende dat de gemeente aan Vepa Bins per brief en e-mail aan moet meedelen dat het beslag ten onrechte is gelegd en als opgeheven moet worden beschouwd. De kantonrechter vindt dit de enige passende maatregel in verband met de hiervoor beschreven niet-naleving van de wettelijke voorschriften door de gemeente. Aan deze veroordeling zal de kantonrechter een dwangsom verbinden die wordt gemaximeerd (=
vordering V).
vordering onder IIIis toewijsbaar. Hoewel de gemeente daartegen geen verweer heeft gevoerd, krijgt de gemeente een iets langere termijn dan gevorderd, omdat voorzienbaar is dat zij de benodigde handelingen niet binnen een termijn van één dag kan verrichten. Aan deze veroordeling kan geen dwangsom verbonden worden omdat het een veroordeling tot betaling van een geldsom betreft (zie artikel 611a lid 1 Rv).
vordering onder IVzal worden afgewezen. Uitgangspunt is dat een beslaglegger zich houdt aan de daarvoor geldende regels. Voor het geval de gemeente dat niet doet, staan voor [eisers] rechtsmaatregelen open. In zoverre hebben [eisers] geen belang bij deze vordering.
Vordering VIwordt toegewezen. Het wordt de gemeente verboden om ter zake van onterecht ontvangen betalingen dan wel verschuldigde dwangsommen een beroep op verrekening betreffende - naar de kantonrechter begrijpt - de hier aan de orde zijnde TOZO-vordering (en daarmee verband houdende kosten) te doen en/of beslag onder zichzelf te leggen op de door haar aan [eisers] te betalen bedragen;
Vordering VIIwordt daarentegen weer afgewezen. De kantonrechter ziet geen aanleiding de gemeente te verbieden het dwangbevel ten uitvoer te leggen totdat de nacontrole is afgerond en onherroepelijk is geworden. [eisers] hebben namelijk onvoldoende aangevoerd om aan te kunnen nemen dat het dwangbevel ten onrechte is uitgevaardigd.
.De proceskosten van [eisers] worden begroot op: