ECLI:NL:RBNHO:2024:14109

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
10939545 \ CV EXPL 24-1191
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers bij vertraagde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers compensatie gevraagd van de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, voor een vlucht die meer dan drie uur vertraagd was. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een reis van Amsterdam via Frankfurt en Muscat naar Bangkok. De vertraging werd door de vervoerder toegeschreven aan buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen van de luchtverkeersleiding. De passagiers betwistten dit en stelden dat de vertraging het gevolg was van een systeemstoring. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10939545 \ CV EXPL 24-1191
Uitspraakdatum: 6 november 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde] (Yource B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.C.C.M. Bootsman en mr. F.B. Mahabali (Russell Advocaten)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder compensatie gevraagd voor een meer dan 3 uur vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen van de luchtverkeersleiding. Het verweer van de vervoerder slaagt en de vordering van de passagiers wordt afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 15 februari 2023 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Frankfurt (Duitsland) en via Muscat (Oman) naar Bangkok (Thailand), met vluchtcombinatie LH1003, WY116 en WY817.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht LH1003 van Amsterdam naar Frankfurt (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de overstap op de aansluitende vlucht gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee zij met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten;
3.2.
Ook verzoeken de passagiers de kantonrechter om een certificaat af te geven als bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-Verordening 1215/2012 (hierna: de Brussel I bis-Verordening).
3.3.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,00 per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.4.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.3.
Volgens de vervoerder was de vertraging van de vlucht het gevolg van beperkingen van de luchtverkeersleiding en een langere ‘block time’ op de luchthaven van Frankfurt. Ruim twee uur voor het geplande vertrek kreeg vlucht LH1003 door de luchtverkeersleiding een CTOT (Calculated Take Off Time) opgelegd wegens weersproblemen(code 84). Deze vertrektijd werd steeds aangepast. De vlucht is daarnaast ook met 12 minuten vertraagd omdat de vlucht niet tijdig een block toegewezen kreeg (zie het vluchtrapport en de berichten van de luchtverkeersleiding).
4.4.
De passagiers betwisten dat de vlucht vertraagd is door beperkingen van de luchtverkeersleiding, maar voeren aan dat er sprake was van een systeemstoring. Dit blijkt uit het vluchtrapport dat de vertragingscode 55 vermeldt en uit een door de passagiers overgelegd nieuwsrapport. De opgelegde beperkingen kunnen ook veroorzaakt zijn doordat de vervoerder, vanwege de systeemstoring, zelf een gewijzigde vertrektijd (‘‘Estimated Off Block Time”(EOBT)) aan de luchtverkeersleiding heeft doorgegeven.
4.5.
De vervoerder brengt hier tegenin dat uit de berichten van de luchtverkeersleiding en het vluchtrapport blijkt dat de EOBT ongewijzigd is gebleven. Hij heeft de EOBT dus niet gewijzigd. Weliswaar was er sprake van vertraging door een systeemstoring, maar deze heeft geen extra vertraging veroorzaakt omdat hij toch al een latere vertrektijd had opgelegd gekregen door de luchtverkeersleiding. De piloten hebben ervoor gekozen om vertragingscode 55 te vermelden omdat vertragingscodes niet parallel kunnen worden vermeld.
4.6.
Naar oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder hiermee voldoende onderbouwd dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van beperkingen door de luchtverkeersleiding. Weliswaar was er een systeemstoring, maar de vervoerder heeft voldoende onderbouwd dat de systeemstoring geen invloed had op de uiteindelijke vertraging. De aanvullende vertraging door een langere blocktijd is niet betwist, waardoor dit vast is komen te staan. Als een vlucht een beperking door de luchtverkeersleiding krijgt opgelegd, heeft deze niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. De instructies van de luchtverkeersleiding moeten namelijk altijd worden opgevolgd. Dit is niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en de vervoerder heeft hier geen invloed op. Daarom is de vertraging vanwege de beperkingen van de luchtverkeersleiding, het gevolg van een buitengewone omstandigheid. Hetzelfde geldt voor de langere ‘block tijd’ omdat de vervoerder onbetwist heeft gesteld dat hij in deze tijd eveneens afhankelijk is van de instructies van de luchtverkeersleiding. Al met al was de gehele vertraging van de vlucht het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.7.
De vraag die de kantonrechter vervolgens moet beantwoorden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om te vertraging van de passagiers op de eindbestemming te beperken. De vervoerder stelt dat hij de omstandigheden niet kon voorkomen maar dat hij de passagiers heeft omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht naar de eindbestemming. Omdat de vertraging het gevolg was van de beperkingen door de luchtverkeersleiding en de langere blocktijd en niet van de systeemstoring, gaat de kantonrechter voorbij aan het betoog van de passagiers dat de vervoerder haar reservesysteem niet adequaat zou hebben ingericht om de normale drukte op te vangen. De passagiers hebben voor het overige ook niets aangevoerd. Daarom heeft de vervoerder alle redelijke maatregelen genomen. De slotsom is dat het betoog van de vervoerder slaagt. De vordering van de passagiers wordt afgewezen.
4.8.
De passagiers zullen in het ongelijk worden gesteld. Daarom zullen zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 15 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 408,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 15 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter