ECLI:NL:RBNHO:2024:14110

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
10939521 \ CV EXPL 24-1189
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers compensatie gevraagd van de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, voor een geannuleerde vlucht van Frankfurt naar Amsterdam. De vervoerder voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een IT-storing op de luchthaven van Frankfurt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de annulering inderdaad het gevolg was van deze omstandigheden en dat de vervoerder niet in staat was om de annulering te voorkomen, ondanks het treffen van redelijke maatregelen. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 600 per persoon, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de vervoerder niet aansprakelijk is voor de schade, omdat de annulering niet te wijten was aan nalatigheid van de vervoerder. De vorderingen van de passagiers zijn afgewezen en zij zijn veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 13 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10939521 \ CV EXPL 24-1189
Uitspraakdatum: 13 november 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]

3. [eiser 3]

allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde] (Yource B.V.)
tegen
de buitenlandse vennootschap
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.C.C.M. Bootsman en mr. F.B. Mahabali (Russell Advocaten)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder compensatie gevraagd voor een geannuleerde vlucht. De vervoerder voert aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een IT-storing op de luchthaven van Frankfurt. Het betoog van de vervoerder slaagt. De vorderingen van de passagiers wordt afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 15 februari 2023 vervoeren van Colombo (Sri Lanka) via Bangalore (India) en Frankfurt (Duitsland) naar Amsterdam met vluchtcombinatie UL173, LH755 en LH992.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht LH992 van Frankfurt naar Amsterdam (hierna: de vlucht) geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident tot aan de dag van de algehele voldoening;
- € 326,70, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten;
3.2.
ook verzoeken de passagiers de kantonrechter om een certificaat af te geven als bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-Verordening 1215/2012 (hierna: de Brussel I bis-Verordening).
3.3.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,00 per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.4.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de annulering van de vlucht gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de vlucht van de passagiers is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.3.
Volgens de vervoerder was de annulering van de vlucht het gevolg van een IT-storing op de luchthaven van Frankfurt. Vanwege de storing heeft de gezagvoerder van de luchthaven van Frankfurt besloten dat er geen toestellen mochten opstijgen op de luchthaven, waaronder de vlucht in kwestie. De passagiers hebben erkend dat het hierbij ging om buitengewone omstandigheden, zodat dit vast staat.
4.4.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de buitengewone omstandigheden te voorkomen. De vervoerder stelt dat hij de IT-storing en de annulering niet had kunnen voorkomen met het treffen van maatregelen. Wel heeft hij de passagiers omgeboekt naar de eerstvolgende alternatieve vlucht naar de eindbestemming.
4.5.
De passagiers betwisten dit. Zij voeren aan dat de IT-storing weliswaar niet voorkomen kon worden, maar dat hij betere reservesystemen moest hebben. Als de vervoerder zijn reservesysteem beter had ingericht, was het niet nodig geweest om de vlucht te annuleren, aldus de passagiers.
4.6.
De vervoerder heeft daartegenin gebracht dat zijn systemen wel degelijk zijn ingericht om eventuele IT-storingen op te vangen. Het aanleggen en onderhouden van een volledig back-upsysteem dat als een volledig schaduwsysteem van het normale IT-systeem werkt, zou echter onaanvaardbare (financiële) offers vergen die niet van haar kunnen worden gevergd. Omdat de inchecksystemen niet beschikbaar waren, was het ook niet mogelijk om een reservetoestel in te zetten, aldus de vervoerder. De kantonrechter is, net als de vervoerder, van mening dat het niet redelijk is om van de vervoerder te verwachten dat hij zijn reservesysteem had moeten inrichten zodat het gehele IT-systeem kon worden opgevangen. Met betrekking tot het inzetten van een ander toestel, oordeelt de kantonrechter dat de passagiers niet minder vertraging zouden oplopen. De passagiers zouden namelijk niet kunnen inchecken, omdat het inchecksysteem niet beschikbaar was. Het standpunt dat de vervoerder zijn IT-systemen beter had moeten inrichten en dat hij een reservetoestel had moeten inzetten wordt daarom niet gevolgd door de kantonrechter. Het betoog van de vervoerder slaagt. De vorderingen van de passagiers wordt afgewezen.
4.7.
De passagiers zullen in het ongelijk worden gesteld. Daarom zullen zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 15 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 408,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 15 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter