ECLI:NL:RBNHO:2024:14111

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
11019447 \ CV EXPL 24-2079
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten na vertraging van vlucht

In deze zaak hebben de passagiers van een vertraagde vlucht van de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, gevorderd dat de vervoerder hen zou veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De passagiers stellen dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder eerder meer informatie had gegeven over de oorzaak van de vertraging. De vervoerder betwist dit en voert aan dat de passagiers niet voldeden aan de Duitse wetgeving, waardoor hij geen inhoudelijke reactie kon geven. De kantonrechter oordeelt dat het op de weg van de passagiers had gelegen om aan de verzoeken van de vervoerder te voldoen. De vordering van de passagiers wordt afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter stelt vast dat de passagiers in het ongelijk zijn gesteld, en de kosten van de procedure worden aan hen opgelegd, inclusief wettelijke rente over de proceskosten vanaf 15 dagen na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11019447 \ CV EXPL 24-2079
Uitspraakdatum: 13 november 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
beide wonende te [plaats 1]
3. [eiser 3]wonende te [plaats 2]
4. [eiser 4]wonende te [plaats 1]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (Pro-Be ASP B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.C.C.M. Bootsman en mr. J. Nooij (Russell Advocaten)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder, na vermindering van eis, gevorderd dat hij veroordeeld zal worden tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten omdat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven over de oorzaak van de vertraging van de vlucht. De vervoerder voert aan dat de passagiers niet aan de Duitse wet voldeden en dat hij daarom geen inhoudelijke reactie heeft kunnen geven. De kantonrechter oordeelt dat het op de weg van de passagiers had gelegen om aan de verzoeken van de vervoerder te voldoen. De vordering van de passagiers wordt daarom afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 2 januari 2023 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Franz Josef Strauss Airport (Duitsland), naar Cape Town International Airport (Zuid-Afrika) met vluchtcombinatie LH2307 en LH574.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht LH2307 van Amsterdam naar Frankfurt (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de overstap op de aansluitende vlucht gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee zij met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen, na vermindering van eis, veroordeling van de vervoerder tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, beide te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers stellen dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven over de oorzaak van de vertraging van de vlucht. Daarom moet de vervoerder de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten vergoeden, aldus de passagiers.
3.3.
De vervoerder betwist dit. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
In beginsel wordt de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Dit kan anders zijn als vast komt te staan dat deze kosten nodeloos zijn aangewend of veroorzaakt. De passagiers stellen dat de vervoerder hen nodeloos heeft gedwongen om deze procedure op te starten omdat hij hen voorafgaand aan de procedure geen informatie over de oorzaak van de vertraging heeft gegeven. Als hij dit wel had gedaan, hadden zij de procedure niet opgestart, aldus de passagiers.
4.3.
De vervoerder betwist dit. Hij voert aan dat hij de vordering niet in behandeling kon nemen omdat de gemachtigde van de passagiers geen incassoregistratie had overgelegd. Dit is volgens de Duitse wetgeving verplicht. Omdat de gemachtigde van de passagiers overgaat tot het innen van vorderingen in Duitsland, wordt de minnelijke relatie tussen haar en de vervoerder beheerst door de Duitse wet. Als de gemachtigde van de passagiers aan de Duitse wetgeving had voldaan, had de vervoerder alle benodigde informatie kunnen overleggen en was de procedure niet nodig was geweest, aldus de vervoerder. Dit volgt volgens de vervoerder uit de
Rechtsdienstleistungsgesetsz (RDG).Dit is een Duitse wet die beperkingen stelt aan buitengerechtelijke (incasso) diensten. De passagiers hebben niet gereageerd op het verzoek van de vervoerder tot het overleggen van een RDG.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit de brieven die door de passagiers zijn overgelegd als productie 4 bij dagvaarding blijkt dat de vervoerder eerst heeft verzocht om een incassoregistratie van de gemachtigde van de passagiers, zoals vastgelegd in de eerder genoemde Duitse wetgeving. Hij heeft aangegeven pas na ontvangst hiervan inhoudelijk te kunnen reageren. Uit de stukken blijkt niet dat de passagiers aan deze verzoeken hebben voldaan of waarom zij hier niet aan hebben voldaan. De kantonrechter oordeelt dat dit geen onredelijke verzoeken zijn geweest van de vervoerder. Daarom lag het op de weg van de passagiers om hieraan te voldoen, zodat de vervoerder daarna inhoudelijk zou kunnen reageren. Nu de passagiers dit hebben nagelaten, kunnen zij de vervoerder niet verwijten dat hij niet eerder inhoudelijk heeft gereageerd dan bij conclusie van antwoord. De vordering van de passagiers zal daarom worden afgewezen.
4.5.
De passagiers zullen in het ongelijk worden gesteld. Daarom zullen zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 15 dagen na betekening van dit vonnis

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 476,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 119,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 15 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter