In deze zaak heeft een passagier compensatie gevraagd van de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, voor een vlucht die meer dan drie uur vertraagd was. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een reis van Omaha via Chicago en Frankfurt naar Amsterdam. Door technische problemen met de toiletten moest de vlucht terugkeren naar Chicago, waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht miste en met een vertraging van meer dan drie uur op zijn eindbestemming aankwam. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat hij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen.
De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende had onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen had genomen. De passagier betwistte de claim van de vervoerder dat er geen eerdere alternatieve vlucht beschikbaar was. De kantonrechter stelde vast dat de passagier met een vertraging van meer dan 24 uur op zijn eindbestemming was aangekomen, wat in beginsel niet als een redelijke maatregel werd beschouwd. De vervoerder had niet voldoende bewijs geleverd dat er geen eerdere alternatieve vlucht mogelijk was. Daarom werd de vordering van de passagier toegewezen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.
De kantonrechter veroordeelde de vervoerder tot betaling van € 690,00 aan de passagier, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.