In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, vertegenwoordigd door mr. E.C.C.M. Bootsman en mr. J. Nooij, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vertraging van meer dan drie uur was het gevolg van beperkingen van de luchtverkeersleiding en een langere 'block time', wat de vervoerder aanvoert als buitengewone omstandigheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier, die op 21 mei 2023 van Amsterdam naar Wroclaw moest vliegen, zijn aansluitende vlucht heeft gemist door de vertraging. AirHelp vorderde een compensatie van € 250,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de vertraging niet te voorkomen was. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de compensatie, omdat de vertraging deels het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vordering van AirHelp werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.