ECLI:NL:RBNHO:2024:14120
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van Tozo-uitkeringen door gemeente Zaanstad na belangenafweging
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, vertegenwoordigd door gemachtigde A. Aslam, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, vertegenwoordigd door gemachtigde J. van der Wal. De zaak betreft de herziening en terugvordering van Tozo-uitkeringen. De rechtbank had eerder op 2 februari 2024 een tussenuitspraak gedaan waarin werd geoordeeld dat de gemeente terecht de bijtelling voor privégebruik van de auto had meegenomen bij de vaststelling van het inkomen voor de Tozo. Eisers hadden te veel Tozo-uitkeringen ontvangen, waardoor de gemeente bevoegd was om deze uitkeringen te herzien en terug te vorderen. Echter, de rechtbank constateerde dat de gemeente bij de herziening en terugvordering niet voldoende had gemotiveerd hoe de belangen van eisers waren afgewogen, wat leidde tot een motiveringsgebrek volgens artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De gemeente kreeg de kans om dit gebrek te herstellen.
Op 4 april 2024 heeft de gemeente een aanvullend besluit genomen, waarbij het terugvorderingsbedrag werd verlaagd van € 8.618,17 naar € 6.900,00. De rechtbank oordeelde dat de gemeente in dit aanvullende besluit de belangen van eisers voldoende had afgewogen. De rechtbank bevestigde dat de gemeente bevoegd was om de Tozo-uitkeringen te herzien en terug te vorderen, en dat er geen dringende redenen waren om van de terugvordering af te zien. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers tegen het besluit van 1 mei 2023 gegrond, maar het beroep tegen het aanvullende besluit van 4 april 2024 ongegrond. De gemeente werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.750,00 en het betaalde griffierecht van € 365,00.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging door bestuursorganen bij het nemen van besluiten die financiële gevolgen hebben voor burgers, en bevestigt de bevoegdheid van de gemeente om terugvorderingen te doen in het kader van de Tozo-regeling.