In deze beschikking van de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 17 januari 2024, is een verzoek behandeld van twee verzoeksters, een stichting en een bedrijf, om goedkeuring van afwijkende huurbedingen in hun huurovereenkomst. De verzoeksters hebben een verzoekschrift ingediend op 26 oktober 2023, waarin zij vroegen om goedkeuring van bepalingen die afwijken van de wettelijke huurregels zoals vastgelegd in artikel 7:291 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. De huurovereenkomst betreft een bedrijfsruimte die door verzoeker 1 wordt gehuurd van verzoeker 2, met een oorspronkelijke einddatum van 30 oktober 2023. Verzoeker 2 heeft ingestemd met een verlenging van de huurovereenkomst tot 31 oktober 2024, onder de voorwaarde dat de huurovereenkomst kan worden opgezegd in verband met een voorgenomen herontwikkeling van het winkelcentrum waarin de gehuurde ruimte zich bevindt.
Tijdens een Teams-zitting op 9 januari 2024 hebben de verzoeksters hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft beoordeeld of de afwijkende bedingen de rechten van de huurder wezenlijk aantasten. Hierbij is gekeken naar de inhoud van de wettelijke bepalingen en de specifieke omstandigheden van de zaak. De kantonrechter concludeert dat de afwijkende bedingen, gezien de context en de uitleg van de verzoeksters, geen wezenlijke aantasting van de rechten van de huurder met zich meebrengen. De verzoeksters hebben aangegeven dat verzoeker 1 goed geïnformeerd is over de gevolgen van de afwijkende bedingen en dat de huurprijs niet is verhoogd.
De kantonrechter heeft daarom goedkeuring verleend aan de verzochte afwijkende huurbedingen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.