Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 29 januari 2024
- de producties 1 tot en met 4 van de zijde van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 12 februari 2024
- de pleitnota van [gedaagde]
- de zittingsaantekeningen van de griffier.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Noord-Holland, betreft het een kort geding tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en een verhuurder, aangeduid als [gedaagde]. De huurder heeft al 20 jaar een kamer gehuurd en is op 2 januari 2024 door de kantonrechter veroordeeld tot ontruiming van de kamer. De huurder heeft echter een spoedappèl ingesteld, waarin hij stelt dat de huurovereenkomst nog steeds van kracht is omdat hij de beëindigingsbrief niet heeft ondertekend. De huurder heeft per 20 februari 2024 een nieuwe woning toegewezen gekregen, maar vordert in dit kort geding dat de tenuitvoerlegging van het vonnis van 2 januari 2024 wordt geschorst totdat het gerechtshof te Amsterdam een arrest heeft gewezen in het spoedappèl. De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van de huurder om in de woning te blijven beperkt is, aangezien hij al een nieuwe woning heeft. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de huurder af, maar schorst de executie van het vonnis tot 1 maart 2024, zodat de huurder voldoende tijd heeft om zijn nieuwe woning te betrekken. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.