ECLI:NL:RBNHO:2024:1588

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
10769186 CV EXPL 23-7073
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaald gelaten facturen voor vervoerswerkzaamheden met betrekking tot de betrouwbaarheid van gefactureerde uren

In deze zaak heeft eiser, die in opdracht van Force Transport B.V. vervoerswerkzaamheden heeft verricht, een vordering ingesteld voor betaling van onbetaald gelaten facturen. Eiser heeft in week 24 en 25 van 2023 werkzaamheden uitgevoerd en facturen gestuurd voor respectievelijk 47,85 en 49,85 gewerkte uren. Force Transport heeft de facturen niet betaald en betwist het aantal gewerkte uren, verwijzend naar een incident op 26 juni 2023 waarbij eiser slapend werd aangetroffen. Force Transport stelt dat dit incident de betrouwbaarheid van de gefactureerde uren in twijfel trekt en is bereid te betalen, maar met een aftrek van pauzes en kosten voor de ACN pas van eiser.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat Force Transport de volledige facturen moet betalen, omdat de betwisting van het aantal gewerkte uren niet voldoende onderbouwd is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkzaamheden in overeenstemming met de ritplanning zijn uitgevoerd en dat er geen bewijs is dat eiser extra pauzes heeft genomen. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat Force Transport ook wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten moet betalen, omdat de facturen niet tijdig zijn voldaan. De proceskosten zijn toegewezen aan eiser, aangezien Force Transport in het ongelijk is gesteld.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat Force Transport wordt veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten, met de verklaring dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10769186 CV EXPL 23-7073
Uitspraakdatum: 14 februari 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigden: mrs. G.Z. Khalilova en H. Bulut-Yazir
tegen
de besloten vennootschap
Force Transport B.V.
gevestigd te Hoofddorp
gedaagde
verder te noemen: Force Transport
vertegenwoordigd door [gemachtigde]
De zaak in het kort
[eiser] heeft in opdracht van Force Transport vervoerswerkzaamheden verricht. De door [eiser] verstuurde facturen die zien op zijn gewerkte dagen in week 24 en week 25 zijn niet betaald. In week 26 heeft een voorval plaatsgevonden, waarbij [eiser] tijdens het werk slapend is aangetroffen. Volgens Force Transport zou [eiser] daarop hebben aangegeven dat hij dagelijks recht heeft op 45 minuten pauze. Hij bleek bij het voorval echter al 1,5 uur te slapen en zou nog langer hebben geslapen als hij niet zou zijn gewekt. Daardoor kan niet langer worden uitgegaan van de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de gefactureerde uren over week 24 en week 25. Force Transport is bereid de gefactureerde uren te betalen, maar met een aftrek van pauzes van 1,5 uur per dag en met inhouding van de gemaakte kosten voor de ACN pas van [eiser].
Naar het oordeel van de kantonrechter moet Force Transport de volledige facturen betalen.
Force Transport heeft het aantal daadwerkelijk gewerkte uren betwist, maar heeft die betwisting niet onderbouwd. Niet is gebleken dat de ritten in week 24 en week 25 niet goed zijn uitgevoerd. Doordat de facturen niet tijdig zijn betaald moet Force Transport ook de wettelijke handelsrente en de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten betalen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 18 oktober 2023 een vordering tegen Force Transport ingesteld. Force Transport heeft mondeling geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 8 februari 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben gebruik gemaakt van (pleit)aantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben mondeling een overeenkomst van opdracht gesloten. Afgesproken is dat [eiser] in opdracht van Force Transport goederen (op en/of vanaf Schiphol) zou vervoeren (hierna: de overeenkomst).
2.2.
[eiser] heeft in week 24 (van 12 juni tot en met 16 juni 2023) en in week 25 (van 19 juni tot en met 23 juni 2023) werkzaamheden voor Force Transport uitgevoerd.
2.3.
Op 18 en 24 juni 2023 heeft [eiser] aan Force Transport facturen gestuurd voor de door hem verrichte werkzaamheden in week 24 (47,85 uur) en in week 25 (49,85 uur). Force Transport heeft de facturen niet betaald.
2.4.
Op 26 juni 2023 is [eiser] tijdens het werk slapend aangetroffen in de slaapruimte van de vrachtwagen. Hij had een pauze genomen van 1 uur en 24 minuten, waardoor de vracht niet tijdig gelost kon worden. Daarop heeft Force Transport [eiser] wegens onverantwoord gedrag weggestuurd.
2.5.
Op 13 september 2023 heeft de gemachtigde van [eiser] per brief en e-mail Force Transport gesommeerd tot betaling. Daarbij heeft [eiser] aangegeven dat extra kosten verschuldigd worden, waaronder buitengerechtelijke kosten en wettelijke handelsrente, als niet uiterlijk op 30 september 2023 betaald zal zijn.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Force Transport veroordeelt:
I. tot betaling van de hoofdsom van € 3.191,86, vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 24 juli 2023, dan wel datum dagvaarding, tot aan de dag van volledige betaling;
II. tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 444,19;
III. in de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat tussen partijen een overeenkomst bestaat. [eiser] heeft aanspraak gemaakt op nakoming van de overeenkomst, door de door hem uitgevoerde werkzaamheden bij Force Transport in rekening te brengen. Op grond van artikel 7:405 van het Burgerlijk Wetboek is Force Transport loon verschuldigd aan [eiser]. Doordat Force Transport de facturen niet heeft betaald, is zij tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Ook moet Force Transport wettelijke handelsrente betalen, omdat zij in ieder geval vanaf 24 juli 2023 in betalingsverzuim verkeert, en buitengerechtelijke incassokosten omdat voldaan is aan de eisen die artikel 6:96 BW stelt.

4.Het verweer

4.1.
Force Transport betwist de vordering gedeeltelijk. Zij voert aan dat zij bereid is om te betalen voor de daadwerkelijk door [eiser] gewerkte uren. [eiser] heeft – na een voorval op 26 juni 2023 – verklaard dat hij meent iedere werkdag recht te hebben op 45 minuten pauze per dag. Het is echter gebruikelijk dat chauffeurs die rijden op Schiphol hun pauzes nemen gedurende het laden en lossen van de vrachtwagens, omdat zij soms uren moeten wachten. Omdat [eiser] zijn pauzes heeft doorberekend in de facturen die zien op de weken 24 en 25, zijn deze facturen niet meer betrouwbaar en geloofwaardig. Force Transport meent dat [eiser] in de weken 24 en 25 in totaal 15 uur á € 405,- teveel heeft gefactureerd. Dit bedrag moet op de facturen in mindering worden gebracht. Ook moeten de gemaakte kosten voor de ACN pas van [eiser] van € 120,40 exclusief btw op zijn facturen worden ingehouden.

5.De beoordeling

5.1.
Vast staat dat [eiser] in week 24 en in week 25 werkzaamheden heeft verricht voor Force Transport. Partijen zijn het er ook over eens dat afgesproken is dat [eiser] voor € 27,00 per uur inclusief pauzes opdrachten zou uitvoeren voor Force Transport. De discussie ziet slechts op de vraag of Force Transport alle door [eiser] gefactureerde uren geheel moet betalen.
5.2.
Het verweer van Force Transport dat de gefactureerde uren onbetrouwbaar en ongeloofwaardig zijn faalt. In deze procedure vordert [eiser] alleen betaling van facturen die zien op week 24 en week 25. Het voorval van 26 juni 2023 heeft plaatsgevonden in week 26. Force Transport heeft toegelicht dat door dit voorval de indruk is ontstaan dat [eiser] vaker pauzes heeft genomen onder werktijd, zodat de urenopgave in de facturen die betrekking hebben op week 24 en 25 niet meer betrouwbaar zijn.
5.3.
De kantonrechter deelt dit standpunt niet. Het gaat te ver om op grond van het voorval op 26 juni 2023 de urenopgave over de daaraan vooraf gegane weken in twijfel te trekken. Tijdens de zitting heeft Force Transport verklaard dat de bezorgactiviteiten in week 24 en week 25 overeenkomstig de afgegeven ritplanning zijn uitgevoerd en dat er geen problemen zijn geweest. Volgens Force Transport valt ook uit de overgelegde rittenadministratie niet af te leiden dat dat [eiser] extra pauzes heeft gehouden. Onder die omstandigheden moet er gewoon worden betaald.
5.4.
Daarnaast heeft Force Transport een verrekeningsverweer gevoerd. Volgens Force Transport moeten de gemaakte kosten voor de ACN pas van [eiser] van € 120,40 exclusief btw op zijn facturen in mindering gebracht worden. [eiser] heeft betwist dat partijen ooit hebben afgesproken dat [eiser] verplicht zou zijn dit bedrag aan Force Transport terug te betalen. Volgens [eiser] is Force Transport als opdrachtgever ervoor verantwoordelijk dat [eiser] als opdrachtnemer toegang krijgt en de opdrachten kan uitvoeren. Gelet op deze betwisting had Force Transport nader moeten onderbouwen waarom de kosten van de ACN pas toch voor rekening van [eiser] moeten komen. Dit heeft zij niet gedaan. De kosten van de ACN pas kunnen daarom niet op de facturen in mindering gebracht worden.
5.5.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal toewijzen. Dit betekent dat Force Transport de twee facturen volledig moet betalen.
5.6.
Omdat de facturen niet tijdig betaald zijn moet Force Transport ook wettelijke handelsrente betalen. Voor het bepalen van het moment waarop wettelijke handelsrente is verschuldigd, is geen ingebrekestelling of verzuim vereist. De wettelijke handelsrente is verschuldigd vanaf de dag die volgt op de uiterste dag van betaling. De vervaldatum van de factuur van 24 juni 2023 is 24 juli 2023. De wettelijke handelsrente wordt daarom toegewezen als gevorderd.
5.7.
Daarnaast maakt [eiser] aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden
.[eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
5.8.
Force Transport is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 109,44
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde € 476,00 (2,0 punten x tarief € 238,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 964,44
5.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Force Transport tot betaling aan [eiser] van € 3.191,86 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dat bedrag vanaf 24 juli 2023 tot aan de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt Force Transport tot betaling aan [eiser] van € 444,19 aan buitengerechtelijke kosten,
6.3.
veroordeelt Force Transport in de proceskosten van € 964,44, te betalen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis. Als Force Transport niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Force Transport ook de kosten van betekening betalen,
6.4.
veroordeelt Force Transport in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis zijn voldaan,
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter