ECLI:NL:RBNHO:2024:1589

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
10769220 CV EXPL 23-7074
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaald gelaten facturen voor vervoerswerkzaamheden en verrekening met gevolgschade

In deze zaak heeft eiser, h.o.d.n. [bedrijf], een vordering ingesteld tegen Force Transport B.V. wegens onbetaald gelaten facturen voor vervoerswerkzaamheden ter hoogte van € 5.175,17. Force Transport B.V. heeft aangevoerd dat zij deze facturen heeft verrekend met door haar geleden vervolgschade van € 7.405,20, die zou zijn ontstaan door een vermeende schending van een opzegtermijn door eiser. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen bewijs is geleverd voor de afspraak van een opzegtermijn van één maand. Hierdoor kon Force Transport de facturen van eiser niet verrekenen met de vervolgschade. De kantonrechter heeft de vordering van eiser toegewezen, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten. Tevens is Force Transport veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De tegenvordering van Force Transport is afgewezen, omdat er geen grond was voor vergoeding van de gestelde vervolgschade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10769220 CV EXPL 23-7074
Uitspraakdatum: 14 februari 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser], h.o.d.n. [bedrijf]
wonende te [plaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigden: mrs. G.Z. Khalilova en H. Bulut-Yazir
tegen
de besloten vennootschap
Force Transport B.V.
gevestigd te Hoofddorp
gedaagde
verder te noemen: Force Transport
vertegenwoordigd door E. Turkdogan
De zaak in het kort
[eiser] heeft in opdracht van Force Transport vervoerswerkzaamheden verricht. De door [eiser] voor zijn werkzaamheden verstuurde facturen voor een bedrag van in totaal € 5.175,17 zijn niet betaald. Force Transport voert aan dat zij deze facturen heeft verrekend met de door haar geleden vervolgschade van € 7.405,20, die is ontstaan doordat [eiser] de overeenkomst van opdracht heeft opgezegd zonder rekening te houden met de tussen partijen overeengekomen opzegtermijn van één maand. Na verrekening moet [eiser] nog een bedrag van € 2.230,03 aan Force Transport betalen.
Naar het oordeel van de kantonrechter moet Force Transport de volledige facturen van [eiser] betalen. Force Transport erkent dat zij de facturen in beginsel moet betalen, maar beroept zich op verrekening met de door haar geleden vervolgschade. Dit beroep gaat niet op, omdat niet is komen vast te staan dat partijen een opzegtermijn van één maand hebben afgesproken. Force Transport mocht de facturen dus niet verrekenen met de facturen die zij aan [eiser] heeft gestuurd voor de vervolgschade. [eiser] hoeft dus ook niets aan Force Transport te betalen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 18 oktober 2023 een vordering tegen Force Transport ingesteld. Force Transport heeft mondeling geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 8 februari 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben partijen nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben mondeling een overeenkomst van opdracht gesloten. Afgesproken is dat [eiser] in opdracht van Force Transport met gebruik van een door Force Transport ter beschikking gesteld voertuig goederen zou vervoeren op en/of vanaf Schiphol (hierna: de overeenkomst). Force Transport zou wekelijks roosters aan [eiser] ter beschikking stellen waarin voor de betreffende week de werkdagen, tijden en routes werden aangegeven.
2.2.
[eiser] heeft in week 23 tot en met week 26 (van 5 juni tot en met 28 juni 2023) op die basis werkzaamheden voor Force Transport uitgevoerd.
2.3.
Op 10, 17, 28 juni en 1 juli 2023 heeft [eiser] aan Force Transport facturen gestuurd voor de door hem verrichte werkzaamheden in week 23 (49,17 uur), week 24 (51,25 uur), week 25 (43,08 uur) en week 26 (27,58 uur). Force Transport heeft de facturen niet betaald.
2.4.
In de nacht van 29 juni 2023 heeft [eiser] zich ziek gemeld. Later die dag heeft over de telefoon een woordenwisseling plaatsgevonden tussen [eiser] en [betrokkene 1], de vader van [betrokkene 2], de aandeelhouder/bestuurder van Force Transport. [betrokkene 1] senior verricht ook werkzaamheden in het bedrijf. Na die woordenwisseling heeft [eiser] niet meer voor Force Transport willen werken.
2.5.
Op 6 en 11 juli 2023 heeft Force Transport aan [eiser] facturen gestuurd voor beweerdelijk door haar geleden schade als gevolg van het feit dat [eiser] niet meer wilde werken, van in totaal € 7.405,20. [eiser] heeft de facturen niet betaald.
2.6.
Op 18 september 2023 heeft de gemachtigde van [eiser] per brief en e-mail Force Transport gesommeerd tot betaling van de sub 2.3 genoemde facturen. Daarbij heeft [eiser] aangegeven dat extra kosten verschuldigd worden, waaronder buitengerechtelijke kosten en wettelijke handelsrente, als niet uiterlijk op 25 september 2023 betaald zal zijn.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad Force Transport veroordeelt:
I. tot betaling van de hoofdsom van € 5.175,17 vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 31 juli 2023, dan wel datum dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
II. tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 633,76;
III. in de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat tussen partijen een overeenkomst bestaat. [eiser] heeft aanspraak gemaakt op nakoming van de overeenkomst, door de door hem uitgevoerde werkzaamheden bij Force Transport in rekening te brengen. Op grond van artikel 7:405 van het Burgerlijk Wetboek is Force Transport loon verschuldigd aan [eiser]. Doordat Force Transport de facturen niet heeft betaald, is zij tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Ook moet Force Transport wettelijke handelsrente betalen, omdat zij vanaf 31 juli 2023 in verzuim verkeert, en buitengerechtelijke incassokosten omdat voldaan is aan de eisen die artikel 6:96 BW stelt.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
Force Transport betwist de vordering. Zij voert aan dat met [eiser] een opzegtermijn is overeengekomen van één maand. Op 29 juni 2023 heeft [eiser] aan Force Transport medegedeeld dat hij zijn opzegtermijn in gang wilde zetten en dat uiterlijk 28 juli 2023 zijn laatste werkdag zou zijn. Force Transport is hiermee akkoord gegaan en heeft aangegeven dat, als zij een vervangende chauffeur konden vinden, [eiser] in overleg ook eerder weg kon gaan. Diezelfde dag heeft [eiser] over de telefoon een woordenwisseling gehad met [betrokkene 1] en heeft [eiser] aangegeven niet meer te willen komen. Op 2 juli 2023 heeft hij een ontvangen SMS over de rit van 3 juli 2023 doorgestuurd naar [betrokkene 2] met de mededeling dat hij niet meer komt. Force Transport heeft hierdoor schade geleden en stelt [eiser] hiervoor aansprakelijk , omdat [eiser] de zich niet aan de opzegtermijn heeft gehouden. Force Transport heeft op 6 en 11 juli 2023 facturen gestuurd voor een totaalbedrag van € 7.405,20 voor de geleden vervolgschade. De facturen van [eiser] van € 5.175,17 zijn verrekend met deze vervolgschade.
4.2.
Force Transport vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt tot betaling van € 2.230,03. Zij legt aan de tegenvordering ten grondslag dat na verrekening van de vervolgschade met de door [eiser] verzonden facturen nog een bedrag openstaat, welk bedrag [eiser] aan Force Transport moet voldoen.

5.Het verweer tegen de tegenvordering

5.1.
[eiser] betwist dat partijen een opzegtermijn zijn overeengekomen. Ook betwist hij dat hij heeft opgezegd. Hij stelt dat de woordenwisseling erop is uitgelopen dat hij door [betrokkene 1] senior is weggestuurd. Tenslotte betwist hij de gestelde schade. Force Transport heeft volgens hem nagelaten om gedetailleerd en gemotiveerd onderbouwd aan te geven waarin deze staat en waarom deze aan [eiser] kan worden toegerekend.
5.2.
Voor zover de schade ziet op de beschadiging aan de pompwagen geldt dat [eiser] voor deze dag niet is uitbetaald en Force Transport aan [eiser] heeft medegedeeld dat hij niet verantwoordelijk werd gehouden voor eventuele schade aan de pompwagen. Daarop kan zij nu niet terugkomen.
5.3.
Voor zover de schade bestaat uit de kosten voor de ACN pas geldt dat Force Transport als opdrachtgever ervoor verantwoordelijk is dat [eiser] als opdrachtnemer toegang krijgt en de opdrachten kan uitvoeren. Bovendien hebben partijen geen afspraak gemaakt waarbij [eiser] op enig moment verplicht zou zijn om de kosten voor deze pas aan Force Transport terug te betalen.

6.De beoordeling

de vordering
6.1.
De kantonrechter stelt het volgende voorop. Force Transport heeft niet betwist dat [eiser] de gefactureerde werkzaamheden heeft uitgevoerd en dat hij hiervoor betaald moet worden. Ook de hoogte van de facturen is niet betwist. Force Transport beroept zich enkel op verrekening. De kantonrechter zal hierna beoordelen of verrekend mocht worden.
6.2.
Force Transport betoogt dat partijen mondeling een opzegtermijn zijn overeengekomen van één maand, zodat Force Transport de mogelijkheid heeft om een vervangende chauffeur te regelen (gelet op de termijn van twee weken die nodig is voor de administratieve handelingen). Doordat [eiser] zich niet aan die opzegtermijn heeft gehouden en er op dat moment niet direct een andere chauffeur beschikbaar was, heeft Force Transport financiële schade geleden. Ter zitting heeft Force Transport toegelicht dat die schade er uit bestaat dat één van haar vrachtwagens twee weken lang ongebruikt stil heeft gestaan. De schade begroot Force Transport op € 7.405,20.
6.3.
[eiser] betwist dat partijen een opzegtermijn zijn overeengekomen en heeft ter toelichting opgemerkt dat hij via de heer [betrokkene 3] (een collega chauffeur) in contact is gebracht met Force Transport om tijdelijk opdrachten uit te voeren gedurende de zomerperiode. Het werk zou geschieden op basis van beschikbaarheid en oproepbaarheid. Ieder weekend ontving hij een rooster voor de komende week, zonder dat hij voor een langere periode was ingeroosterd. Nadat hij zich op 29 juni 2023 had ziekgemeld kreeg hij het bevel om niet meer te verschijnen. Een vaste duur is niet overeengekomen en de relatie was gebaseerd op een flexibele en oproepbare basis.
6.4.
Gelet op deze betwisting van [eiser] moet Force Transport gemotiveerd stellen en bewijzen dat partijen een opzegtermijn zijn overeengekomen.
6.5.
Dat partijen deze afspraak hebben gemaakt volgt volgens Force Transport uit de omstandigheid dat de vennootschap is gegroeid door kwaliteit en betrouwbaarheid en dat Force Transport staat waar het nu staat. Dit resultaat zou volgens haar niet behaald zijn als gewerkt werd zonder de gestelde opzegtermijn te hanteren.
6.6.
Aldus is tegenover betwisting onvoldoende gesteld om aannemelijk te achten dat een opzegtermijn tussen partijen is overeengekomen. Force Transport heeft opgemerkt dat zij die opzegtermijn bij de aanstelling van chauffeurs standaard bedingt omdat zij altijd een termijn van twee weken nodig heeft voor het administratieve voortraject voordat een chauffeur daadwerkelijk op Schiphol kan worden ingezet. Zij had dus op zijn minst met enkele verklaringen kunnen komen van andere chauffeurs dat deze afspraak (met hen) is gemaakt.
6.7.
Alleen al om deze reden is er geen grond voor vergoeding van de gestelde schade. Schade is immers pas aan de orde, als vast staat dat sprake is van een tekortkoming. Omdat niet is gebleken dat partijen een opzegtermijn zijn overeengekomen, kan ook geen sprake zijn van een tekortkoming doordat [eiser] zich niet aan de opzegtermijn heeft gehouden. Die schade is overigens ook op geen enkele manier inzichtelijk gemaakt en zou ook om die reden niet toewijsbaar zijn geweest.
6.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Force Transport de door haar verstuurde facturen voor vervolgschade niet mocht verrekenen met de facturen van [eiser]. Dit betekent dat Force Transport de facturen van [eiser] alsnog moet betalen. De kantonrechter zal daarom de vordering van [eiser] toewijzen.
6.9.
Omdat de facturen niet tijdig betaald zijn moet Force Transport ook wettelijke handelsrente betalen. Voor het bepalen van het moment waarop wettelijke handelsrente is verschuldigd, zijn geen ingebrekestelling of verzuim vereist. De wettelijke handelsrente is verschuldigd vanaf de dag die volgt op de uiterste dag van betaling, dit is voor de laatst gezonden factuur van 1 juli 2023 op 31 juli 2023. De wettelijke handelsrente wordt daarom toegewezen als gevorderd.
6.10.
Daarnaast maakt [eiser] aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden
.[eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
6.11.
Force Transport is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 109,44
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde € 678,00 (2,0 punten x tarief € 339,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 1.166,44
6.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
de tegenvordering
6.13.
De tegenvordering ziet op een bedrag van € 2.230,03, dat nog resteert na verrekening van de vervolgschade met de facturen van [eiser] (€ 7.405,20 – € 5.175,17). Hiervoor heeft de kantonrechter al overwogen dat er geen grond bestaat voor vergoeding van vervolgschade (zie 6.4). Dit betekent dat ook het deel van de gevorderde vervolgschade dat na verrekening nog resteert niet toewijsbaar is. De kantonrechter is het ook eens met het verweer dat is hiervoor is weergegeven onder 5.2 en 5.3. De tegenvordering zal daarom geheel worden afgewezen.
6.14.
Force Transport wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten betalen). De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 102,00 (1,0 punt x 0,5 x tarief € 204,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 237,00

7.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
7.1.
veroordeelt Force Transport tot betaling aan [eiser] van € 5.175,17 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dat bedrag vanaf 31 juli 2023 tot aan de dag van volledige betaling,
7.2.
veroordeelt Force Transport tot betaling aan [eiser] van € 633,76 aan buitengerechtelijke kosten,
7.3.
veroordeelt Force Transport in de proceskosten van € 1.166,44, te betalen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis. Als Force Transport niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Force Transport ook de kosten van betekening betalen,
7.4.
veroordeelt Force Transport in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis zijn voldaan,
7.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
7.6.
wijst de vordering voor het overige af,
de tegenvordering
7.7.
wijst de vordering af,
7.8.
veroordeelt Force Transport in de proceskosten van € 237,00, te betalen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis. Als Force Transport niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Force Transport ook de kosten van betekening betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter