ECLI:NL:RBNHO:2024:2013

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
15.132986.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak met ontuchtige handelingen met een minderjarige

Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem uitspraak gedaan in een zedenzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren op [geboortedatum] en ingeschreven op [adres], werd beschuldigd van twee feiten die zich op 21 augustus 2022 in Velsen-Noord hebben afgespeeld. Het eerste feit betrof het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat op dat moment twaalf jaar oud was. Het tweede feit betrof andere ontuchtige handelingen met het slachtoffer, dat toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierentwintig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op contact met minderjarigen. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor studiekosten en smartengeld, werd gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, ondanks het verweer van de verdediging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/132986-23 (P)
Uitspraakdatum: 29 februari 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 februari 2024 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.G.T. Kramer, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. B.C. Swier, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 21 augustus 2022 te Velsen-Noord, gemeente Velsen, in elk geval in Nederland met [slachtoffer] , geboren op [datum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het (telkens) duwen, althans brengen van zijn, verdachtes penis in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] ;
Feit 2hij op of omstreeks 21 augustus 2022 te Velsen-Noord, gemeente Velsen, in elk geval in Nederland met [slachtoffer] , geboren op [datum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (telkens)
- likken van de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] , en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] .

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van een van de ten laste gelegde ontuchtige handelingen, te weten het binnendringen van de anus. De verdediging heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat het door de raadsman gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder feit 1 ten laste gelegde binnendringen van de anus wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1hij op 21 augustus 2022 te Velsen-Noord, gemeente Velsen, met [slachtoffer] , geboren op [datum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het duwen, althans brengen van zijn, verdachtes penis in de vagina en de anus van die [slachtoffer] ;
Feit 2
hij op 21 augustus 2022 te Velsen-Noord, gemeente Velsen, met [slachtoffer] , geboren op [datum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het
- likken van de vagina en de anus van die [slachtoffer] , en
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] .
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 2met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de voorwaardelijke straf naast de algemene voorwaarde, de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering met uitzondering van de voorwaarde ten aanzien van begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte houdt zich al geruime tijd aan de schorsingsvoorwaarden en heeft geen eerdere relevante veroordelingen. De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest en daar bovenop een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman heeft ter zitting aangegeven daarbij te denken aan een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte (ten tijde van het feit 29 jaar) heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van de destijds veertienjarige [slachtoffer] . De verdachte en [slachtoffer] hebben elkaar online ontmoet. De verdachte heeft [slachtoffer] met de auto opgehaald in Zoeterwoude, waar zij, volgens afspraak, achterin is gaan zitten. Hij heeft haar vervolgens meegenomen naar een tegen betaling aan hem beschikbaar gestelde woning van een vriendin in Velsen-Noord. In de woning heeft de verdachte [slachtoffer] gedurende twee uren oraal, vaginaal en anaal misbruikt. Daarnaast heeft hij zich laten aftrekken door [slachtoffer] . De verdachte heeft [slachtoffer] hiervoor 250 euro gegeven. De verdachte heeft [slachtoffer] ongeveer drie uren nadat hij haar had opgehaald weer teruggebracht in Zoeterwoude.
De verdachte heeft door zijn handelen op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van een veertienjarig, kwetsbaar meisje. De verdachte heeft verklaard dat toen hij haar voor het eerst zag, hij aan haar uiterlijk zag dat zij minderjarig was. [slachtoffer] had de verdachte via chats verteld dat zij nog maagd was. De verdachte had beloofd geen dingen te doen die [slachtoffer] niet wilde en heeft haar vervolgens meegenomen naar de woning. Daar heeft de verdachte, onder invloed van naar eigen zeggen een sekspil, cocaïne en marihuana, meerdere verregaande seksuele handelingen met haar verricht. [slachtoffer] heeft meermaals aangegeven dat de verdachte haar pijn deed en hem meermaals gevraagd of hij kon stoppen, maar de verdachte stopte niet. Hij heeft uitsluitend zijn eigen gevoelens van lust voor ogen gehad.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van misbruik hiervan nog zeer lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden. Uit de tijdens de zitting voorgelezen slachtofferverklaring van de moeder van het slachtoffer is duidelijk geworden dat het seksueel misbruik zeer traumatisch is geweest voor het slachtoffer en dat zij en de rest van de familie nog altijd kampen met de psychische en fysieke gevolgen daarvan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 22 november 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder terzake van strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld, maar niet wegens een soortgelijk feit.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het psychologisch rapport van 31 oktober 2023, opgesteld door mr. drs. [naam deskundige] . De deskundige stelt vast dat bij de verdachte sprake is van verschillende stoornissen maar dat deze niet van invloed lijken te zijn geweest op zijn gedragskeuzes ten tijde van het tenlastegelegde. De deskundige adviseert om het tenlastegelegde – indien bewezen – de verdachte volledig toe te rekenen.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusie met betrekking tot de toerekening van de feiten en neemt deze over.
Uit het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 15 november 2023, opgemaakt door de reclassering Nederland komt naar voren dat de reclassering het recidiverisico inschat op matig-laag. De reclassering adviseert om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten:
1) een meldplicht bij de reclassering;
2) ambulante behandeling;
3) begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
4) drugsverbod;
5) alcoholverbod;
6) contactverbod;
7) dagbesteding;
8) vermijden contact met minderjarigen.
De reclassering heeft in een voortgangsverslag van 9 februari 2024 beschreven dat de verdachte zich goed houdt aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis. Hij toont zich meewerkend en welwillend en heeft een toegankelijke houding. Hij stelt zich open op en profiteert van de aangeboden begeleidingsgesprekken. Er zijn geen overtredingen van de voorwaarden geconstateerd. Gelet op de omstandigheid dat de verdachte bij zijn moeder en zus woont en er geen zorgelijke signalen zijn, maar hij juist steun ervaart van zijn familie, wordt een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang niet langer geadviseerd.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf. De verdachte heeft een veertienjarig, kwetsbaar meisje op grove wijze misbruikt, waarbij sprake is geweest van het meermalen penetreren van haar lichaam, zowel vaginaal als anaal. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest, zoals door de raadsman verzocht, geen recht doet aan de ernst van de feiten. Gelet op de straffen die doorgaans plegen te worden opgelegd in soortgelijke gevallen, alsmede in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, ziet de rechtbank aanleiding de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen. Hierbij weegt ook -in beperkte mate- mee dat de verdachte de feiten voor het merendeel heeft bekend en daarover berouw heeft getoond.
De rechtbank acht alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren passend en geboden.
Een deel van de gevangenisstraf wordt voorwaardelijk opgelegd om de verdachte in de toekomst ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen en de verdachte in het kader van de op te leggen bijzondere voorwaarden verplicht wordt zich te laten behandelen. De rechtbank legt de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op, met uitzondering van de in een eerder stadium geadviseerde opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van de verdachte is sinds 22 november 2023 onder voorwaarden geschorst en sindsdien is niet gebleken dat hij in aanraking is gekomen met politie en justitie. Bovendien blijkt uit het voortgangsverslag van de reclassering van 9 februari 2024 dat de verdachte zich nauwgezet houdt aan de afspraken met de reclassering, zijn persoonlijke omstandigheden ten goede lijken te zijn veranderd en geen schorsingsvoorwaarden zijn overtreden. Naar het oordeel van de rechtbank is er op grond van die omstandigheden onvoldoende reden om nog langer aan te nemen dat er ernstig rekening mee dient te worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht. Gelet hierop zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de in beslaggenomen telefoon retour te geven aan de verdachte.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot het beslag.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een Motorola telefoon, dient te worden teruggegeven aan de verdachte.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 25.650,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De materiële schade bestaat uit de post studievertraging ter hoogte van € 16.650,00 en de gevorderde immateriële schade bedraagt € 9.000,00.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade dient te worden afgewezen, omdat het moeilijk is een causaal verband vast te stellen tussen deze schade en de tenlastegelegde feiten. De verdediging heeft de rechtbank verzocht om met betrekking tot de immateriële schade de vergoeding te matigen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 16.650,00 aan materiële schade wegens studievertraging toewijsbaar. Uit de bij de vordering schadevergoeding overgelegde brief van de mentor is voldoende duidelijk naar voren gebracht wat voor effecten de bewezen verklaarde feiten hadden op de schoolprestaties van de benadeelde partij en dat deze hebben geleid tot het doubleren van het schooljaar. Deze schade vloeit daarmee rechtstreeks voort uit de bewezen verklaarde feiten. De verdachte is vanaf 21 augustus 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd. De rechtbank kiest de eerste schooldag van het jaar 2023-2024 als ingangsdatum voor de wettelijke rente, omdat de schade als gevolg van vertraging door doubleren dan effectief intreedt.
Voor het nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat, geldt dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding omdat kan worden aangenomen dat zij in haar persoon is aangetast. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor haar zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank stelt met inachtneming van alle omstandigheden van het geval de door de benadeelde partij geleden immateriële schade naar billijkheid thans vast op € 7.500,00. Relevant zijn de bijzondere kwetsbaarheid van het slachtoffer en de langdurige en ingrijpende gevolgen die de bewezen verklaarde feiten op (nagenoeg) elk leefgebied voor haar hebben. De psycholoog verwacht dat nog een langdurige behandeling noodzakelijk is. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, omdat de schadevergoeding voor wat betreft het meer gevorderde, zonder nader onderzoek niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld en het daarvoor noodzakelijke onderzoek een onevenredig belasting voor het strafproces vormt. De vordering kan voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. De verdachte is vanaf 21 augustus 2022, de datum waarop de feiten door hem zijn gepleegd, wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: ontucht met een minderjarige] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
vierentwintig (24) maanden. Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot twaalf (12) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • De veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • De veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • De veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • De veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • De veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer] , geboren op [datum] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • De veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur;
  • De veroordeelde zoekt op geen enkele wijze contact met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt de veroordeelde dat er een volwassen persoon hierbij aanwezig is.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Vordering benadeelde partij
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer]gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling van een bedrag van
€ 24.150,00 (vierentwintigduizend honderdvijftig euro), bestaande uit € 16.650,00 als vergoeding voor de materiële en € 7.500,00 als vergoeding voor de immateriële schade.
Bepaalt dat € 16.650,00 dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat € 7.500,00 dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 24.150,00 (vierentwintigduizend honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 155 dagen gijzeling.
Bepaalt dat € 16.650,00 dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat € 7.500,00 dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Beslag
Gelast de teruggave aan de verdachte van Motorola telefoon.
Beslissingen over voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mr. M. Visser en mr. S.J. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S.D.C. Schoenmaker,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 februari 2024.