ECLI:NL:RBNHO:2024:2123

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
C/15/336236 / HA ZA 23-73
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgemeenschap en afwikkeling van financiële verplichtingen na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 januari 2024 uitspraak gedaan over de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen partijen na hun echtscheiding. De partijen, een vrouw en een man, zijn op 20 februari 2002 in gemeenschap van goederen gehuwd en hebben op 14 februari 2018 hun echtscheiding laten inschrijven. De rechtbank heeft de verdeling van de gemeenschappelijke woning en de bijbehorende financiële verplichtingen behandeld. De partijen zijn het eens over de verkoop van de woning en de wijze waarop de opbrengst moet worden verdeeld. De opbrengst van de verkoop zal worden gebruikt om de hypothecaire schuld, de kosten van de verkoop en de rekening-courantschuld bij de Holding van de man af te lossen. De BV's van de man moeten worden geliquideerd, en eventuele fiscale gevolgen worden door beide partijen ieder voor de helft gedragen. De rechtbank heeft de overige vorderingen van de vrouw, met betrekking tot inboedel en aandelen in de Holding, afgewezen. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/336236 / HA ZA 23-73
Vonnis van 24 januari 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. T.J.E. op de Weegh te Heiloo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. E.B. Warmerdam-Wolfs te Alkmaar.
De zaak in het kort
Deze zaak betreft de verdeling van een ontbonden huwelijksgemeenschap. Partijen zijn het over een groot aantal posten eens, onder andere over de verkoop van de gemeenschappelijke woning en het stellen van de verkoopopbrengst van de woning in depot bij een notaris. Partijen dienen vervolgens hun hypothecaire schuld, de kosten verbonden aan de verkoop van de woning, de rekening-courantschuld bij de Holding van de man af te lossen. De BV’s van de man moeten worden geliquideerd. De eventuele (fiscale) gevolgen daarvan, mede in verband met een stamrechtverplichting, worden door partijen ieder bij helfte gedragen. De rechtbank wijst de vorderingen ten aanzien van de inboedel en aandelen in de Holding van de man af.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 januari 2023, met producties 1-11;
- de conclusie van antwoord, met producties 1-8;
- het tussenvonnis van 11 oktober 2023;
- de mondelinge behandeling van 18 december 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 20 februari 2002 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
2.2.
De man heeft bij verzoekschrift van 11 november 2016 verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Op 14 februari 2018 is de echtscheiding ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan het adres [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] (hierna: de woning).
2.4.
Partijen hebben de woning gefinancierd met een gezamenlijke hypothecaire geldlening bij Centraal Beheer BV. Aan de hypothecaire geldlening is een spaargarantverzekering bij Centraal Beheer BV (hierna: de spaargarantverzekering) verbonden.
2.5.
De man is stratenmaker. Op 31 mei 2010 is zijn onderneming ondergebracht in een BV-structuur en is onder andere [Holding] (hierna: de Holding) opgericht. Sinds 2016 vinden er binnen de besloten vennootschappen van de man feitelijk geen werkzaamheden meer plaats. Vanaf 1 maart 2016 verricht de man zijn werkzaamheden binnen de eenmanszaak [eenmanszaak] (hierna: de eenmanszaak).

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar verklaard bij voorraad:
primair
I. de verdeling tussen partijen zo vaststelt dat:
1. de woning binnen een maand na betekening van dit vonnis aan een derde zal worden verkocht en geleverd, waartoe partijen gezamenlijk een verkoopopdracht zullen verstrekken aan een door de rechtbank aan te wijzen makelaar, waarbij partijen zich dienen te richten naar de adviezen van de makelaar ten aanzien van de vraag- en laatprijs en wordt bepaald dat de verkoopopbrengst verminderd met de hypothecaire restschuld tussen partijen bij gelijke helfte dient te worden verdeeld, nadat eerst de met de verkoop samenhangende kosten op de opbrengst in mindering zijn gebracht;
2. partijen ieder voor de helft gerechtigd zijn tot de opgebouwde waarde van de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde spaargarantverzekering, waarvan de opgebouwde waarde in mindering dient te worden gebracht op de hypothecaire geldlening;
3. de op de als productie 7 bij dagvaarding overgelegde lijst omschreven inboedelgoederen worden toebedeeld aan de vrouw, onder toebedeling van de overige inboedelgoederen aan de man;
4. de bankrekening op naam van de man met bijbehorend saldo aan de man wordt toebedeeld;
5. de bankrekening op naam van de vrouw met bijbehorend saldo aan de vrouw wordt toebedeeld;
6. de aandelen in de Holding zonder nadere verrekening aan de man worden toebedeeld;
7. de stamrechtvordering op de Holding aan de man wordt toebedeeld onder de verplichting tot voldoening aan de vrouw de helft van de waarde per 31 december 2016, te verminderen met een nader vast te stellen belastinglatentie (IB);
8. de activa en passiva binnen de eenmanszaak zonder verrekening aan de man worden toebedeeld;
9. wordt bepaald dat de rekening-courantschuld van partijen aan de Holding door elk van partijen voor de helft moet worden gedragen, waarbij de schuld ineens uit de verkoopopbrengst van de woning door partijen zal worden voldaan;
subsidiair
II. de verdeling vaststelt op een wijze als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
3.2.
De man voert op een aantal punten verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de orde is de afwikkeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap van partijen. Aan de orde zijn de volgende posten:
  • i) de woning;
  • ii) de spaargarantverzekering;
  • iii) de inboedel;
  • iv) de betaalrekeningen van partijen;
  • v) de rekening-courantschuld;
  • vi) (de aandelen in) de Holding en de stamrechtverplichting;
  • vii) de eenmanszaak.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over een aantal posten. De rechtbank zal de diverse posten hierna bespreken.
(i) de woning
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat de woning verkocht moet worden en spreken daartoe af dat de vrouw binnen vier weken na datum vonnis drie makelaars in de regio van [woonplaats] (niet zijnde de eerder door partijen genoemde makelaars) zal voorstellen aan de man. De man dient vervolgens binnen veertien dagen uit die drie makelaars één makelaar te kiezen, waarna partijen deze makelaar gezamenlijk een verkoopopdracht geven. Indien de man niet binnen veertien dagen één van de drie makelaars kiest, is de vrouw gerechtigd om een makelaar te kiezen uit de drie door haar voorgestelde makelaars.
4.3.
Partijen dienen zich vervolgens te gedragen naar de adviezen van de gekozen makelaar en deze adviezen uit te voeren. Indien een bod op de woning wordt gedaan zullen partijen het advies van de makelaar volgen en zo nodig hun medewerking verlenen aan de ondertekening van de koopovereenkomst en de leveringsakte.
4.4.
De verkoopopbrengst van de woning dienen partijen bij een notaris in depot te stellen, om daarop vervolgens een aantal (hierna te bespreken) kostenposten in mindering te brengen. De kosten van de makelaar dienen partijen ieder bij helfte te dragen, in die zin dat zij deze kosten van de verkoopopbrengst van de woning aftrekken. Uit de verkoopopbrengst van de woning dienen partijen bovendien hun hypothecaire lening bij Centraal Beheer BV af te lossen.
(ii) de spaargarantverzekering
4.5.
Partijen zijn het er ook over eens dat zij per datum feitelijke verdeling ieder voor de helft recht hebben op de waarde van de spaargarantverzekering.
4.6.
Daarbij zijn partijen het eens dat de waarde van de spaargarantverzekering wordt aangewend voor de aflossing van de hypothecaire geldlening.
(iii) de inboedel
4.7.
De vrouw heeft een (handgeschreven) overzicht overgelegd met een aantal inboedelgoederen die zij wenst te verkrijgen, onder toebedeling van de overige inboedelgoederen aan de man. De man voert hiertegen aan dat de verdeling ten tijde van de echtscheiding al heeft plaatsgevonden. Verder kan niet worden vastgesteld dat de goederen op het overzicht van de vrouw de inboedel van partijen was op de peildatum (11 november 2016) of dat deze nog voor verdeling in aanmerking zouden moeten komen.
4.8.
De rechtbank wijst de vordering van de vrouw af. Na de gemotiveerde betwisting van de vordering van de vrouw door de man, lag het op de weg van de vrouw om concreet en voor de rechtbank inzichtelijk te maken op welke inboedelgoederen haar vordering betrekking heeft en waarom het verweer van de man onjuist zou zijn. De enkele verwijzing naar productie 7 bij dagvaarding is onvoldoende.
4.9.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de man ter zitting heeft aangeboden dat de vrouw onder begeleiding van een derde een ronde door de woning mag lopen, om te bekijken op welke goederen zij prijs zou stellen. De rechtbank gaat ervan uit dat de vrouw van die gelegenheid gebruik gaat maken.
(iv) de bankrekeningen
4.10.
Partijen zijn het erover eens dat de bankrekening met nummer [rekeningnummer 1] op naam van de man wordt toebedeeld aan de man en dat de bankrekening met nummer [rekeningnummer 2] op naam van de vrouw wordt toebedeeld aan de vrouw. Met dien verstande dat beide bankrekeningen worden voortgezet met bijbehorend saldo, zonder nadere verrekening.
(v) de rekening-courantschuld
4.11.
Per 31 december 2016 hebben partijen een rekening-courantschuld van € 20.534,- bij de Holding. Partijen zijn het erover eens dat deze schuld (ná aflossing van de hypothecaire geldlening en verkoopkosten, maar vóór de stamrechtverplichtingen) ingelost dient te worden uit de verkoopopbrengst van de woning.
(vi) (de aandelen in) de Holding en de stamrechtverplichting
4.12.
De man is enig aandeelhouder/bestuurder van de Holding. De Holding is op haar beurt enig aandeelhouder van [aandeelhouder] die weer enig aandeelhouder is van [eenmanszaak] . Bij de inbreng van de onderneming in de BV, is tussen de man en de Holding een stamrechtovereenkomst gesloten.
4.13.
De vrouw vordert in deze procedure dat de rechtbank de aandelen in de Holding zonder nadere verrekening toebedeelt aan de man en bepaalt dat de vrouw recht heeft op de helft van de waarde van de stamrechtvordering van de man op de Holding, verminderd met een nader vast te stellen belastinglatentie.
De man wenst de aandelen van de Holding bij helfte te verdelen, omdat deze in de ontbonden gemeenschap vallen. Voor wat betreft de stamrechtvordering op de Holding stelt de man zich op het standpunt dat de vrouw niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat de man niet in zijn hoedanigheid als directeur-grootaandeelhouder is gedagvaard in deze procedure. Bovendien is volgens de man sprake van een loze vordering, omdat de Holding ‘leeg’ is.
4.14.
Partijen zijn het er tijdens de mondelinge behandeling over eens geworden dat zij tot liquidatie van de besloten vennootschappen van de man over zullen gaan. De rechtbank overweegt in dat verband dat de stamrechtverplichtingen en eventuele fiscale gevolgen betaald moeten worden vanuit de overgebleven verkoopopbrengsten van de woning in depot bij de notaris, na aftrek van alle andere kostenposten. Partijen zijn hierbij ieder gerechtigd tot de helft van de waarde van de stamrechtverplichtingen.
(vii) de eenmanszaak van de man
4.15.
Partijen zijn het erover eens dat de activa en passiva van de eenmanszaak per peildatum worden toebedeeld aan de man, zonder nadere verrekening. De rechtbank overweegt daartoe dat de man daarmee de baten, maar ook de eventuele schulden voor zijn rekening neemt.
Depot
4.16.
De rechtbank overweegt ten slotte ten aanzien van de afwikkeling van het depot bij de notaris als volgt.
Indien er van de verkoopopbrengsten na aftrek (in deze volgorde) van het restant van de hypothecaire lening en de bij de verkoop betrokken kosten, de rekening-courantschuld, de stamrechtverplichtingen en eventuele fiscale gevolgen, een bedrag in depot bij de notaris resteert, dan is ieder van de partijen daartoe tot de helft gerechtigd. Indien er na verrekening van alle kostenposten in het depot een schuld overblijft, dan is ieder van partijen daarvoor voor de helft draagplichtig.
Proceskosten
4.17.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
stelt de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap als volgt vast:
  • de woning aan de [adres] te [woonplaats] zal worden verkocht op de wijze zoals in 4.2 en 4.3, met inachtneming van 4.4, 4.6, 4.11, 4.14 en 4.17, van dit vonnis is overwogen;
  • de spaargarantverzekering met polisnummer [polisnummer] bij Centraal Beheer BV zal worden verdeeld op de wijze zoals in 4.5 en 4.6 van dit vonnis is overwogen;
  • de bankrekeningen van partijen zullen worden verdeeld op de wijze zoals in 4.10 van dit vonnis is overwogen;
  • de besloten vennootschappen van de man worden geliquideerd, en de stamrechtverplichtingen en fiscale gevolgen worden afgewikkeld op de wijze zoals in 4.14 van dit vonnis is overwogen;
  • de eenmanszaak [eenmanszaak] zal worden toegedeeld aan de man op de wijze zoals in 4.16 van dit vonnis is overwogen;
5.2.
bepaalt dat partijen elk gehouden zijn om de helft van de kosten, verbonden aan de uitvoering van deze verdeling, te voldoen,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2024.